Hanneke: 'Hij zegt dat zijn dochter last had van d'r... eh... dinges'
Hanneke Hendrix woont in de buurt Nijmegen met man en kind, en heeft onlangs haar derde roman uitgebracht. Ze schrijft boeken bij De Geus, geeft les aan de kunstacademie en de Schrijversvakschool en maakt hoorspelen voor de radio, maar is niet per se gek op grindbakken.
Ik sta bij het kinderdagverblijf en zoals iedere dag vraagt een leidster hoe het met de dochter gaat. Nu gaat het meestal wel goed met de dochter: eten als een bootwerker, zingen als een verkouden musicalster en verder het gangbare peutergedrag van himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt. Zo ook nu. Ik kijk naar hoe ze zich op de speelgoedkeuken stort.
Naast me staat een vader die tegen de leidster zegt dat zijn dochter wat last had van haar… Van haar…
'Nou ja, hoe noem je dat?'
Hij kijkt me aan. Ik haal verschrikt mijn schouders op. Ja, geen idee.
'Dinges?' hakkel ik.
'Fluit,' zegt de leidster gedecideerd.
Ik knik.
De vader knikt ook.
'Ja, d’r dinges,' zegt hij.
De kinderen spelen gewoon door. Voor hen is elk lichaamsdeel gewoon net zo als hun onderarm.
(No pun intended, echt niet, echt niet, echt niet.)
Lees ook: Hanneke: 'Paaldansen op een kinderfeestje?'
Op de fiets naar huis denk ik hoe raar het eigenlijk is dat we zo slecht zijn in goeie namen voor het vrouwelijk geslacht. Bij kinderen al helemaal. Niets dat een beetje in de buurt komt van piemel. Piemel is nou echt een goed woord voor een peuter: klinkt precies zoals het is, is ook niet echt een heel goed scheldwoord, ook niet seksueel. Prima te gebruiken, dus. Maar bij meisjes?
Hebben we daarom als volwassenen zo’n schaamtevolle relatie met onze kut?
(Ja, kut ja!)
Omdat we er geen goeie woorden voor hebben?
Dinges?
Spleet?
Fluit?
Misschien moeten we het niet eens fluit noemen, maar gewoon écht fluiten als we dinges bedoelen. Gewoon, voor het Monty Python-esque effect.
Of anders plasser?
Bibs?
Voorbibs? Ik deed vroeger wel eens mee met een pubquiz, en daar heette een team altijd The Forbibs. Dus die valt ook af.
'IK VIND HET VERWARREND!' roep ik over de lege straat. Een groepje kauwen stijgt op.
Vragen, vragen en evenzo weinig antwoorden.
Thuis zoek ik op het internet, iets dat je natuurlijk ook nooit moet doen. Iemand noemt de geslachtsdelen van dochter en zoon respectievelijk druif en piep. Weer iemand zegt pipi, een ander doosje, en weer anderen vagijntje, vulva, yoni, foef, spleet, het immer uniseks plasser en natuurlijk ook gewoon vagina, want dat is het immers. Ergens oppert iemand poen, naar punani, dat ze weer leerde van haar Surinaamse kraamverzorger.
Poen. Poen.
Ik zucht.
Ik sla de laptop dicht.
Een dag later zijn C. en M. zijn op bezoek met hun dochters. We staan in de tuin en we kijken naar de kippen.
'Hoe weet je nou of er een kuiken in het ei zit?' vraagt de oudste dochter, als haar zusje de eieren uit het leghokje haalt.
'Er zit geen kuiken in,' zegt de man.
'Hè?' zegt de oudste. 'Hoezo dan?'
'We hebben toch geen haan?'
'Hoezo heb je dan een haan nodig?'
Het is even stil.
C. trekt geamuseerd een wenkbrauw op naar de man.
'Euhm. Vraag dat anders maar even aan een van je twee moeders.'
Het meisje haalt haar schouders op en loopt met haar zusje naar de keuken om de eieren in de koelkast te leggen. Misschien werkt het bij mensen dus toch gewoon net zoals met de bloemetjes en de bijtjes. Iets dat we al honderd jaar roepen en ineens, net nu de bijenstand achteruit gaat, waarheid is geworden. Want het maakt immers helemaal niet zoveel meer uit wie het stuifmeel naar de bloemen brengt, toch?
Lees ook: Hanneke: 'Wie wil nou een killerbody?'
Hm.
Bloempje?
Is dat wat?
WHAAAAAAAH! NEE, NATUURLIJK NIET, OOK AL VRESELIJK!
Ik hou erover op.
Wie het weet mag het zeggen.
Ik antwoord voortaan op alles gewoon: twee violen en een trommel en een fluit.
De rest mag de volgende generatie uitzoeken.
Hanneke is op dit moment op zomervakantie. Je leest hier haar leukste eerder verschenen columns.
Lees hier meer van Hanneke Hendrix.