De kinderdagverblijf-paracetamol-zetpil-truc
Hanneke Hendrix beschrijft de kleinigheden in haar leven als kersverse ouder. En vooral het falen in dat kader of de spreekwoordelijke 'roze muur' waar ze steeds tegenaan loopt.
‘Ik doe daar niet zo moeilijk over,’ zegt M.
‘Over wat?’ zeg ik. De dochter hangt tegen me aan, warm, slapjes. Af en toe hoest ze als een ouwe stamgast en huilt dan een beetje, omdat het pijn doet.
‘Ze is nooit zo rustig,’ zeg ik. ‘Ze is altijd aan het spelen.’ ‘Geniet er maar van.’
M. neemt een slok van haar koffie. De dochter is zo ziek, dat de koffie gewoon op tafel kan blijven staan. We hebben onze werkbespreking verplaatst naar mijn huis. Het regent buiten. Het is de perfecte dag om een werkbespreking naar mijn huis te verplaatsen. De centrale verwarming loeit, de schemerlampen zijn aan, de regen slaat tegen het raam. Ik ben geheel niet ontevreden. God, wat ben ik soms toch blij dat ik maar een eenvoudige schrijver ben en nooit op kantoor heb hoeven werken.
‘Ik geef Antonie gewoon een zetpil voordat hij naar het kinderdagverblijf moet. Dan zakt zijn koorts, mogen ze hem niet weigeren en kan ik gaan werken.’
‘O,’ zeg ik.
Ik heb er wel eens van gehoord, dat mensen dat doen. Ik snap dat ook wel, ik bedoel: als die goedbetaalde klus van vandaag en morgen was doorgegaan, had ik misschien wel hetzelfde gedaan. Wie zal het zeggen? Maar ik heb geen goedbetaalde klus.
Ik heb M. op de koffie. M. praat veel, maar produceert des te minder.
‘Ik snap überhaupt niet dat vrouwen dan altijd thuisblijven,’ zegt M. ‘Waarom blijft je man niet thuis? Waarom moet jouw werk altijd wijken als ze weer ziek zijn?’
‘Hij kan moeilijk zijn spreekuur naar een dorp twintig kilometer verderop verplaatsen,’ zeg ik. ‘En ik ben toch aan het werk?’
‘Nou ja,’ zegt ze. ‘Soort van. Ik kan niet zomaar al mijn werk verplaatsen. Ik heb straks nog een vergadering, die kan ik echt niet missen, als ik mezelf serieus wil nemen.’
Ze kijkt de kamer rond. De helft van onze spullen staan nog in dozen. Echt, ik beloof jullie, op een dag heb ik mijn leven op orde. Echt. Op een dag neem ik alles serieus. Alles.
‘En neem je dan ook de telefoon niet meer op?’ vraag ik. ‘Als ze bellen van het kinderdagverblijf?’
‘Pas na de middag,’ zegt M. ‘Maar vaak bellen ze ook niet. Paracetamol is een wondermiddel. Topspul. Tegen de tijd dat ze een thermometer te pakken hebben is het vijf uur. Paracetamol: ik zou er de drank voor inruilen. Echt.’
De dochter zucht en gaapt. Snikt even. Ze haat zetpillen. Er zijn altijd vier of vijf pogingen nodig, want ze drukt ze zo snel ze kan weer uit. Toen ze onlangs kiesjes kreeg, had ze heel goed geslapen na een zetpil. Ik was heel content met mijn medicinale handelingen en werkelijk geweldige timing, vond ik zelf. Tot ik de zetpil bij het verschonen gewoon in de luier zag liggen, na haar slaap van twaalf uur. Dus ja.
M. kijkt me verschrikt aan. Er klinkt ineens een rare, langgerekte knor uit haar buik. Het is even stil.
‘Wil je iets eten?’ vraag ik.
‘Nee,’ zegt M. verbaasd.
Weer klinkt de knor.
‘Is alles goed?’ vraag ik.
M. knikt enthousiast.
‘Heel erg goed.’
Ik breng de dochter naar bed. Als ik weer beneden kom, zit M. op het toilet.
‘Niet luisteren!’ roept ze door de deur. Maar ik heb het allang gehoord. Toen ik vanochtend het kinderdagverblijf belde, zeiden ze dat er twee dingen heersen: blafhoest en buikgriep. In de woonkamer zet ik de radio aan. Na een half uur komt M. weer binnen. Ze ziet grijs.
‘Wil je anders een zetpil?’ vraag ik.
Ze grijpt naar haar buik en rent weer richting het toilet. Dom van mij ook. Paracetamol helpt natuurlijk tegen alles. Behalve tegen buikgriep.
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix.