Ziek kind
Hanneke Hendrix beschrijft de kleinigheden in haar leven als kersverse ouder. En vooral het falen in dat kader of de spreekwoordelijke 'roze muur' waar ze steeds tegenaan loopt.
‘Ik heb weer een flashback naar toen ze net geboren was,’ zeg ik tegen vriendin D., terwijl ik met een zacht snikkende baby door de kamer loop. ‘Toen ging ze ook meteen heel hard huilen als ik haar losliet.’
Mijn dochter is ziek. Ze heeft koorts en twee prachtexemplaren van snotogen. Ik weet niet of de laatste term een bestaande is, maar een beter woord is er niet voor te vinden. Als ze ’s ochtends wakker wordt heeft ze twee groene bolletjes in plaats van ogen, waar dan per stuk een barst in doorbreekt, met daarachter een pupilletje. Ieder normaal mens zou zich hierbij mies voelen, dus het is logisch dat ze nu steeds huilt.
Ik vind het wonderlijk hoe snel ik eraan gewend ben geraakt dat ik haar gewoon neer kan zetten en dat ze dan gaat spelen. Nog wonderlijker is de invloed die het heeft op mijn besef van tijd. Ineens gaan de dagen weer veel langzamer. Dat je op de klok kijkt met het gevoel dat je een uur verder bent, maar dat er slechts vijf minuten zijn verstreken.
‘Het gaat toch ook juist heel snel, met een baby?’ zegt D. ‘Dat zeggen ze tenminste.’
‘Mwah,’ zeg ik.
‘Jawel,’ zegt ze. ‘Tijd gaat überhaupt snel. Ik bedoel, wat deed jij tien jaar geleden?’
Ik denk na. Ik mompel iets over werken in het buitenland.
‘Dat voelt toch veel minder lang dan tien jaar?’ zegt ze.
Ik denk nog eens na.
‘Nou?’ vraagt ze.
‘Nee,’ zeg ik. ‘Het voelt exact als tien jaar.’
‘O,’ zegt ze.
‘Weet je wat het is,’ zeg ik. ‘Het is niet de tijd die snel gaat, maar baby’s veranderen zo snel. Ik heb iedere week een ander kind. Iedere week neem ik weer afscheid van hoe ze is. Die tijd komt nooit meer terug. Dat is wat snel gaat. Niet de tijd zelf. Zij gaat snel.’
Ik mis die tijd niet, toen ze klein was. Maar ik mis wel vaak het baby’tje dat ze was.
Die nacht wordt de dochter rond een uur of drie krijsend wakker. Ze is gloeiend heet en ze spartelt van onrust en ongemak. Ik ga met haar op de rand van ons bed zitten en wieg haar. Terwijl ik zachtjes zelfverzonnen wijsjes zing, zo laag mogelijk neuriënd, herinner ik me ineens weer precies hoe ik door mijn moeder werd gewiegd als ík ziek was, of verdrietig, of als ik eng had gedroomd. Hoe ze haar badjas om me heen sloeg, met haar neus door mijn haren ging en dan ook zachtjes zong in het donker, met ergens een nachtlampje aan. En ik herinner me dat ik me dan altijd een stuk minder ziek of bang voelde. Ineens lijkt dat helemaal niet dertig jaar geleden. Ik voel in al mijn vezels dat ik zelf ook ooit zo’n baby’tje ben geweest. Alsof ik weer teruggeworpen ben in de tijd, maar dat ík nu de moeder ben. Langzaam wordt mijn dochter rustiger en rustiger, totdat ze in slaap valt. Als ik op de klok kijk is er anderhalf uur verstreken. Ik ben bijna veertig en sta midden in de nacht mijn dochter te wiegen.
De tijd is ineens voorbij gevlogen.