Koffie-tik in de boekenkast
Hanneke Hendrix beschrijft de kleinigheden in haar leven als kersverse ouder. En vooral het falen in dat kader of de spreekwoordelijke 'roze muur' waar ze steeds tegenaan loopt.
‘Vroeger vroeg ik me altijd af waarom mensen toch in ‘s hemelsnaam een salontafel bezitten, om er vervolgens niks op te zetten,’ zeg ik tegen mijn beste vriend, terwijl we naar zijn lege salontafel kijken. Onze koffie staat in de boekenkast. ‘
Nou, hierom dus,’ zegt mijn beste vriend.
‘O-ooo,’ zegt de dochter, die aan het spelen is.
‘Kijkt ze de Teletubbies?’ vraagt hij.
‘Nee,’ zeg ik.
‘Wonderlijk,’ zegt hij.
‘Waar is de zoon?’ vraag ik.
‘Moeder,’ zegt hij.
‘Handig,’ zeg ik.
Het is stil.
‘Dus nu zijn jullie een huis aan het zoeken?’ zegt hij kortaf.
‘Ja,’ zeg ik. Het is stil.
‘O,’ zegt hij na een tijdje.
‘Buiten de stad.’
‘Buiten de stad.’ ‘Nou, mooi is dat. Moet ik dan met de auto naar jullie?’
‘Ik kan ook naar hier,’ zeg ik.
‘Weet je wat het is?’ zegt hij.
‘Dat is nou steeds met die mensen die kinderen krijgen.’
‘Waar jij ook toe behoort,’ zeg ik.
‘Bij mij is het anders. Ik heb de helft van de tijd geen kind thuis. Dan kan ik gewoon de hele dag in bed liggen.’
Ik zwijg.
‘Verse ouders kunnen altijd nog precies een jaar doen alsof er eigenlijk helemaal niets veranderd is,’ zegt hij. ‘Dan gaan ze nog naar de kroeg, nemen ze de baby mee, want die moet toch nog om negen en om twaalf uur een fles, dus who cares. Dan lachen ze nog andere mensen uit die ingekakt zijn, want hún kind kan gewoon mee naar de kroeg. Dan doen ze schamper over andere stellen die zeggen dat hun kind écht niet kan slapen als ze in een omtrek van tweehonderd meter geluid harder dan twintig decibel maken, dus dat ze écht niet kunnen komen eten. Dan zeggen ze nog dat zij streng gaan zijn en dat hun kind zich maar aan hén moet aanpassen. Zij blijven zichzelf, heus wel, dat roepen ze. Dan laten ze nog spullen op de salontafel staan, dat doen ze. Maar weet je, na een jaar kan niemand die façade meer ophouden. Dan ga je gewoon tóch vroeg naar bed, dan kook je iedere dag drie verschillende potjes, dan trek je je dochter tóch een roze jurk aan -’
‘Ze bezit helemaal geen roze jurk,’ zeg ik.
‘Bij wijze van spreken,’ zegt hij.
‘Maar dan gaan jullie als klap op de vuurpijl een huis zoeken in een één of ander klotedorp. Dat gaat gewoon te ver!’
‘We gaan niet eens naar de vinex,’ mompel ik. ‘Gewoon een dorp. Dat is toch ook… ook… heel urbaan?’
‘Weet je nog, hoe we Marije altijd uitlachten? Dat ze om de hoek van haar schoonouders ging wonen met man en kind? Terwijl ze zei dat ze dat nooit zou doen?’
‘Die verhuisde naar Duiven,’ zeg ik. ‘Dat is heel wat anders.’
‘Dat is precies hetzelfde!’ roept mijn beste vriend luid. Hij slaat op de salontafel. Niets valt om. Weer een voordeel van een lege salontafel. Dat ik dat vroeger nooit zag. Het is weer even stil.
‘Koffie-tik dan maar?’ zegt hij.
Ik kijk op de klok. Het is half elf ’s ochtends.
‘Joe,’ zeg ik. ‘Ik neem wel een elektrische bakfiets. Dan kunnen we nog steeds koffie-tik doen om half elf ’s ochtends.’
Mijn beste vriend schudt zuchtend zijn hoofd. Daarna gooit hij een grote scheut whisky in ons beider mokken.
‘Ik wil er niks meer over horen,’ zegt hij.
Zwijgend drinken we onze koffie-tik.
Staand naast de boekenkast, terwijl de dochter houten blokken op de salontafel aan het leggen is.