Hanneke: 'Ik wou dat ik de postbode iets kon geven, maar ik durf niet'
Hoorspelmaker en schrijver Hanneke Hendrix (39) deed veel levenswijsheid op als barvrouw in de kroeg. Nu schrijft ze columns, romans en is ze co-host van de ouderschapspodcast Ik ken iemand die. Ze heeft een dochter (3,5) en een man, en is de laatste Nederlander zonder smartphone.
Het sociale dier in tijden van sociaal isolement:
1.
'Dus toen hoorde ik van een kennis die dus nét aan haar man had opgebiecht dat ze een ander had en dat toen één van die kinderen ziek bleek te zijn en nou zitten ze dus met dat hele gezin in quarantaine,' zegt vriendin E.
'Djiezus kraist,' zeg ik.
We zijn even stil. Ik zoef over de snelweg, met achterin een kratje met wortels, een bakje kwark, 'n pakje boter, vier stronkjes witlof en de Royalty voor mijn ouders.
'Wat een gekke tijden,' zeg ik.
'Ja,' zegt E.
Ik mis ineens iedereen.
Heel erg.
Lees ook: Hanneke: 'Omdat de man arts is, ben ik dagen alleen met de dochter'
2.
De postbode belt aan. Hier in het dorp brengt altijd dezelfde man de pakjes rond, dat is erg overzichtelijk. Zo kan het voorkomen dat je over straat loopt, hij voorbij komt met zijn busje en roept dat hij een pakje voor je heeft. Of je over een kwartier al thuis bent.
'Wat een gekke tijd,' roep ik naar hem, als hij verderop op ons tuinpad blijft staan. 'Gaat het wel?'
Hij haalt zijn schouders op en knikt. Hij lacht breed. Hij is altijd monter.
'Ik wou dat ik iets kon geven,' roep ik.
Een appeltaart. Een tekening van de dochter. Toen met de hittegolf gaf ik altijd koude blikjes cola aan de huffende en puffende bezorgers aan de deur. Maar nu durf ik niets te geven, omdat ik ergens las dat het virus, misschien, ja, je weet maar nooit, onder ideale omstandigheden, ja, nee, schijnt, weten ze niet zeker, maar toch, hè, het zekere voor het onzekere, misschien wel tweeënzeventig uur kan overleven op een oppervlak.
'Je kunt me alleen corona geven,' roept hij terug. 'Dus dat is prima zo.'
Hij springt monter zijn wagen in. We zwaaien.
3.
'Kijk, is dat Jonas?' zeg ik.
Helemaal aan de andere kant van het park naast ons huis rijdt een peuter met een loopfiets de berg af. Ik herken zijn moeder. We zwaaien naar elkaar.
'Ik wil daarheen,' zegt de dochter.
'Nee, dat kan nu niet,' zeg ik.
Ik weet wel dat kinderen met elkaar mogen spelen, maar de gemiddelde peuter heeft nu eenmaal het hele jaar door het snot uit de neus lopen alsof er twee patronen voor in een lijmpistool uit beide neusgaten steken.
'Maar ik wil naar Jonas,' roept de dochter. 'Ik vind Jonas lie-hie-hief!'
Ik weet met zekerheid dat Jonas en de dochter elkaar helemaal niet leuk vinden. Maar het is voor haar nu net alsof ze twee weken alleen met een baviaan door het oerwoud heeft gestrompeld en nu ineens een mens ziet. Een soortgenoot! Iemand zoals zij!
Maar daar mag ze nu niet mee spelen. Ze zit vast aan mij: de baviaan waarmee ze door het oerwoud moet struinen.
Op een meter of vijftien afstand praat ik tegen de harde wind in bij met de moeder van Jonas.
'HOE GAAT HET BIJ JULLIE?!'
'JA WEL GOED WE ZIJN ALLEEN AAN HET VERHUIZEN DAT IS NU WEL ECHT LASTIG MET DE KINDEREN THUIS.'
'O JA? WAAR DAN?'
'NOU, DAAR EN DAAR!'
'WAT LEUK! MAAR WEL ECHT VERVELEND DAT JULLIE NU ALLES MET EEN PEUTER EN BABY IN HUIS MOETEN DOEN.'
'NU JA HET GAAT WEL!'
Ik moet bijna huilen als Jonas en zijn moeder weer huiswaarts gaan.
We zwaaien.
Lees ook: Hanneke: 'Je moet nooit wijzen en vragen of iemand zwanger is'
4.
De dochter heeft bedacht dat ze achter de grote plant in de woonkamer een best een bed kan maken met kussens van de bank. En ook dat je prima kunt picknicken in de woonkamer en ook dat je op dat kleed prima kunt ontbijten.
We drinken thee en eten een boterham.
'Eerst proosten,' zegt de dochter geërgerd als ik een slok wil nemen.
Je kunt het meisje wel achter de bar vandaan halen, maar je kunt nooit de bar achter - euhm. Nou ja. Iets in die richting.
We proosten.
'Op je gezondheid,' zeg ik. 'En die van je vader.'
De dochter geeft me een houten taartje en pakt er zelf ook eentje.
'Kijk, deze van jou is vies. Ik heb de lekkere,' zegt ze.
'Goed geregeld,' zeg ik.
En zo ontbijten ze vreedzaam op het kleed.
De baviaan en het kind.
Wie had dat ooit gedacht?
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix.