Billendoekjes en maïzena
Hanneke Hendrix beschrijft de kleinigheden in haar leven als kersverse ouder. En vooral het falen in dat kader of de spreekwoordelijke 'roze muur' waar ze steeds tegenaan loopt.
‘Je moet nooit billendoekjes gebruiken,’ zegt vriendin D. als ik op het gras de dochter verschoon. De dochter houdt van het gras. Om erin te rollen, om haar gezicht erin te wrijven, om het te plukken en op te eten.
‘Ja, op reis misschien,’ zegt D. Ze denkt na. ‘Ja, nu ben je op reis. Dit geldt als op reis.’
We zitten in het park.
‘Wat een onzin,’ zeg ik. ‘Hoe verschoon jij kleine Hamer dan?’
Haar dochter heet niet echt Hamer, maar heeft een soortgelijke naam. Ik vind daar heus niks van, van een naam in de categorie doe-het-zelf-zaak. IJzer, Bikkel, Troffel of Splinter. ‘Lekker eigenwijs,’ noemde vriendin D. het, toen haar dochter net geboren was.
‘Met waskom en washand.’
‘Hoe dan?’ zeg ik. ‘Waar zet je die waskom dan neer?’
‘Gewoon op de commode,’ zegt ze.
‘En dan blijft ze liggen? Dan duikt ze niet in die kom?’
‘Natuurlijk blijft ze liggen. Als je zelf rustig bent, is je baby ook rustig.’
Als ik mijn dochter verschoon of aankleed lijkt het altijd of ik een negen kilo wegende paling een luier moet aantrekken. Hamer zit naast ons aan haar knuffelkonijn te sabbelen. Het is een lief en zoet meisje. Ze doet haar naam helemaal geen eer aan. We hadden beter mijn dochter Hamer kunnen noemen. Bij het kinderdagverblijf hebben ze een plastic speelkasteel dat er al een jaar of zeven staat, zonder dat er ooit iets aan kapot is gegaan. Maar het eerste dat de dochter deed toen ze kon kruipen, was erheen tijgeren en de deur eruit slopen. Ze was elf maanden toen. Ik was heel erg trots. Ik ben een slechte moeder.
Maar serieus, je moet die doekjes niet meer gebruiken. Krijgen ze eczeem van en enge dingen aan de lever. Is in Frankrijk onderzoek naar gedaan.’
‘Die Fransen krijgen enge dingen aan hun lever van de wijn, dat is heel wat anders,’ zeg ik.
Ik smeer de dochters derrière in met Sudocrem, al worstelend.
‘O, en ik gebruik maïszetmeel, in plaats van Sudocrem,’ zegt ze. ‘Dat is een natuurproduct.’
‘Aardolie is ook een natuurproduct,’ mompel ik.
‘En het is vegan,’ zegt ze. Daar heeft ze me. Aardolie is niet vegan. Toch? Of is aardolie wel vegan? Er zitten toch ook dierenresten in? Of alleen uitwerpselen? Is dierenpoep van vegetarisch etende dieren vegan?
‘Is konijnenpoep vegan?’ vraag ik.
‘Jij neemt ook nooit iets serieus!’ roept ze.
‘Ik ben bloedserieus,’ zeg ik.
‘Toen ze vorige week huilde en je d’r een cracker gaf, zei jij: “Troosten met eten, troosten met eten.” Alsof alles een grap is.’
Ik zucht. Hamer eet stoïcijns rozijntjes uit een kartonnen doosje, terwijl de dochter stukken boterham (GLUTEN! GLUTEN!) naar haar gooit.
‘Ik ga maar eens,’ zeg ik. ‘We zijn wel weer lang genoeg op reis geweest.’
Ik zet de dochter in het kinderzitje en fiets richting huis. Zonder helm. Zonder maïzena in haar broek. Met paté op haar boterham. Met de goedkoopste zonnebrand van de drogist op haar beentjes. Ik geef kusjes op haar zonnehoedje, terwijl we fietsen. De dochter wijst naar alles wat ze ziet en roept blij ‘die, die, die’ en als ik zing, dan zingt ze heel hard mee. Onderwijl ramt ze op de bel en op het stuur en probeert ze haar veiligheidsgordels door te knagen. Onze kleine sloper.
‘Als je niet zo ontzettend knap was, dan hadden we je allang ingeruild,’ roep ik.
‘Ja!’ roept ze blij. ‘Ja!’
‘Je bent mijn lievelings,’ fluister ik in haar oor.
Mijn allerlievelings. En dat is absoluut geen grap.