Column: Consequent opvoeden en nooit naar de opvang
Hanneke Hendrix schaart zichzelf als ouder van een peuter in de categorie ‘doet ook maar wat’ en is niet te beroerd om te beschrijven hoe ze door de wondere wereld van buggy's, kinderdagverblijven, zetpillen en banaan heen struikelt.
‘Ja, en nu gaat ze drie dagen in de week naar de opvang,’ zeg ik aan de telefoon. ‘En dan doe ik een dag en de man doet een dag.’
Het is even stil aan de andere kant van de lijn. ‘
Jij zei ooit dat mensen die hun kind naar de opvang brengen, beter hadden moeten nadenken over of ze wel kinderen hadden moeten nemen,’ zegt de beste vriend gniffelend.
‘Kinderen hadden moeten nemen…’ herhaal ik.
‘Krij-gen, krij-gen,’ jengelt de beste vriend. ‘Ik weet het nog precies. We zaten te eten in Venlo. Aan een tafel naast ons zat een heel lastig kind. Daar vond je toen van alles van.’
‘O,’ zeg ik.
‘En daarna zei je: “En mensen die dan hun kind de hele dag maar wegbrengen. Het kind is het beste af bij de ouders.”’
‘Wat kun jij je dat goed herinneren,’ zeg ik op een narrig toontje.
‘Het is wel al een tijd geleden,’ zegt de beste vriend. ‘Volgens mij moesten we nog in guldens betalen.’
Lees ook: Column: Fucking mamafiets
Ik kan me dat gesprek nog herinneren. Sterker nog: ik moet er de laatste tijd vaak aan denken. Maar dat ga ik natuurlijk niet hardop zeggen.
Mensen vinden altijd van alles. Ik ook. Ik was net twintig en wist precies hoe alles moest. Ik was toch ook nooit naar de kinderopvang gegaan? Ik was toch ook heel goed gelukt? Ouders moesten thuis gewoon de zorg verdelen en dan ging je maar wat minder werken. Ik had allerlei dingen gelezen over hechting. Ik vond toen ook dat je als ouder streng en consequent moest zijn. Duidelijk. Als ik drukke of lastige kinderen zag, dan wist ik: dat ligt aan die ouders. Die doen het fout. Soms kom ik nog wel eens mensen tegen die zulke dingen beweren, ik moet daar altijd om lachen. De helft van de tijd gaat iets als opvoeden zo snel, dat je kind de kachel met je aanmaakt als je staat na te denken of ze wel of niet nog een glas Roosvicee mag.
‘Heeft dat geen consequenties?’ vroeg een vriendin zonder kinderen ooit, toen ze zag dat de dochter met pen op de muur had getekend.
Ik had toen een heel gesprek kunnen aangaan, maar ik heb gezucht, mijn schouders opgehaald en gezegd: ‘Nee. Geen enkele. Wijn?’ Consequent. Als ik consequent kon zijn woog ik 50 kilo en had ik een opgeruimd huis, een ton op de spaarrekening en vermaakte ik mijn kind de hele dag met interpretatieve dans.
Nu weet ik dat je het de helft van de tijd niet voor het uitkiezen hebt. Ik ken mensen met één braaf kind en één terrorkind. Terwijl ze die twee echt hetzelfde opvoeden.
‘Mensen weten altijd precies hoe ze de opvoeding gaan doen, als ze nog geen kinderen hebben,’ zeg ik.
‘Juist,’ zegt de beste vriend.
‘Maar waarom begin je daarover?’ zeg ik.
‘O, ik wilde je gewoon even stangen.’
‘Gelukt,’ zeg ik.
‘Fijn,’ zegt de beste vriend.
‘En dan ga ik nu ophangen,’ zeg ik. ‘Ik moet werken.’
‘Ontaarde moeder,’ zegt hij.
Ik hang op.
Misschien vind ik hier over vijftien jaar ook wel weer wat van. Vraag ik me af waarom ik niet lekker gewoon thuis ben gaan moederen. Want de dochter begint ’s ochtends te juichen als ik aan het ontbijt zeg dat we na de boterham naar het kinderdagverblijf gaan. En daar rent ze meteen naar de deur als ik haar van de fiets af til.
Dat ziet er dan inderdaad uit als een vreselijk onthecht kind, dat totaal niet is opgevoed.