Merci
Hanneke Hendrix beschrijft de kleinigheden in haar leven als kersverse ouder. En vooral het falen in dat kader of de spreekwoordelijke 'roze muur' waar ze steeds tegenaan loopt.
‘Wat doe jij nou?’ vraagt mijn beste vriend.
‘Ik huil,’ zeg ik.
‘O,’ zegt hij.
Hij is niet zo van de emoties, daar gaat hij prat op. Van zijn ex (waarmee hij een kind heeft) roemt hij altijd het feit dat hij haar nooit heeft zien huilen toen ze iets hadden. Hij klopt me ongemakkelijk op mijn rug.
‘Wil je ergens over praten?’ vraagt hij obligaat.
‘Het is niks,’ zeg ik.
‘Waarom huil je dan?’
‘Kijk toch eens naar dat nekje,’ zeg ik.
Ik wijs naar de dochter, die op het kleed met onderdelen van de slacentrifuge aan het spelen is. Mijn dochter houdt van het optillen en werpen van grote spullen. Als ze bij het babyzwemmen van de badjuffrouw een kleurig speeltje uit de bak mag pakken, dan grijpt ze altijd de saaie grijze bak waar de speeltjes in liggen.
‘Wat is er met haar nek? Is er iets met haar nek?’
‘Gewoon, hoe ze daar zo zit te spelen. Ik hou niet eens van baby’s, maar ik vind alles zo ontroerend,’ zeg ik. ‘Ik huil sinds de bevalling al bij de Merci-reclame.’
‘Ik denk dat ik onze vriendschap ga opzeggen,’ zegt mijn beste vriend.
Nu krijg ik altijd direct natte uitslag in mijn nek als mensen het over zogenaamde typische vrouwen- en mannendingen hebben. Ik ben opgegroeid in een gezin met broers, een huisvader, een werkende moeder en een lagereschooltijd met alleen maar jongens in de klas. Dus als iemand - ik noem maar een dwarsstraat van alle onzin die je dagelijks over je heen krijgt als vrouw - oppert dat vrouwen zich altijd terughoudender gedragen dan mannen tijdens vergaderingen, ben ik degene die meteen heel hard roept: ‘Hè watte? Wie? Ikke?’ De eerlijkheid gebiedt me echter te zeggen, dat ik sinds het krijgen van een kind in snikken uitbarst bij het minste of geringste.
Als ze in de supermarkt Against All Odds draaien in een zijige saxofoon-cover, als de wind door de haartjes van mijn dochter waait, als ik een oud vrouwtje over straat zie lopen, als Feyenoord wint, als Ajax verliest, als de formatie klapt en als Tom Dumoulin halfnaakt in de berm zit ergens in Italië, omdat hij moet poepen, zit ik te grienen.
Gelukkig ben ik niet de enige. Een rondvraag wees uit dat er veel wordt gehuild door moeders. De partner die niet het kind heeft gedragen heeft daar significant (ik gebruik het woord significant, dus is het waar) minder last van. De ergernis van die zijde is er overigens niet minder om. Men huilt bij zowat iedere reclame waarin naar gezin of gezelligheid wordt verwezen (‘Ik heb eens bij een reclame voor satésaus moeten huilen,’ mailde iemand me), maar ook bij zaken als voorbij waaiende bloesem, duiven met één poot of zielige liedjes in de supermarkt. Ook oude mensen zijn favoriet. Maar vooral de eigen kinderen roepen de waterlanders op en dan maakt het nog niet eens zoveel uit wat ze doen. Gewoon het hebben van een schattig nekje of twee voeten is al voldoende.
‘Ja lekker, chocola,’ zegt mijn beste vriend. ‘En koffie graag. Ik heb pas één kan op vandaag.’ Ik loop naar de keuken om koffie te zetten en chocola te halen. Als ik terugkom zit de beste man stilletjes op de bank. De dochter heeft het mandje van de slacentrifuge over haar hoofd gezet en kirt van plezier.
‘Zit jij nou te huilen? vraag ik.
‘Nee, natuurlijk niet,’ antwoordt hij bits, zijn tanden op elkaar geklemd. ‘Ik ben op de knop van het deksel van de slacentrifuge gaan staan.’
Ik geef hem een dikke kus en schuif de chocola onder zijn neus.
‘Merci,’ zegt hij. ‘Merci.’
Soms komt het leven toch waarachtig prachtig bij elkaar.
Als u me zoekt: ik ben even een traantje wegpinken.