Column: Het gangetje
Hanneke Hendrix schaart zichzelf als ouder van een peuter in de categorie "doet ook maar wat" en is niet te beroerd om te beschrijven hoe ze door de wondere wereld van buggy's, kinderdagverblijven, zetpillen en banaan heen struikelt.
‘Hoe is het?’ vraagt J.
‘Z’n gangetje,’ zeg ik.
Ik zit met de dochter aan de bar waar ik zelf twaalf en een half jaar achter de bar heb gestaan. We eten flammkuchen en drinken sap. J. staat achter de toog. J. is de beste barman van Nijmegen, dat u het maar even weet.
Lees ook: Column: Daar word je hard van
‘Druk met werk en de dochter was ziek,’ zeg ik. ‘Koorts. Was net een straalkacheltje. Heel zielig.’ Dat is tegenwoordig het gangetje. Zelfs aan het feit dat peuters altijd ziek zijn wen je. De dochter is blij, opgelucht dat ze zich niet meer de tent uit zweet en eindelijk weer honger heeft. Ze giechelt charmant naar iedereen die voorbij loopt. O. komt uit de keuken gelopen en schuift aan.
‘Waarom heeft niemand me van tevoren verteld dat er geen pauzeknop meer bestaat zodra je een kind hebt gekregen?’ roept ze uit.
Ik hum geruststellend. Haar dochter is een maand of acht.
‘Je moet haar even vragen naar haar week,’ zegt J.
‘Hoe was je week?’ zeg ik.
‘Hou op, schei uit!’ roept ze nog luider. Normaal zou J. me op zo’n moment een biertje voor mijn neus hebben gezet, maar nu schuift hij nog een appelsap over de bar naar me toe. Jazeker, living the life.
‘Eerst had ik een plant gekocht bij de Jumbo, leuk, zo’n grote. Sta ik te stofzuigen, kijk ik om, zie ik Lotte ineens - al kauwend - in die plant hangen. Bladeren in de mond en alles. Dus ik de huisarts bellen. Vragen ze wat voor plant het is! Ik probeerde hem nog te beschrijven: “Ja, met van die kleine groene blaadjes.” Moest ik de Jumbo bellen. Die wisten het natuurlijk ook niet. Zei zo’n vrouw dat ze geen planten verkopen die giftig zijn, maar je weet natuurlijk nooit of ze zoiets zeggen om van je af te komen. Nu ja, een dag later leefde Lotte nog, dus het zal dan wel goed zijn geweest. De dag daarna valt er zo’n dikke worm uit de kont van de kat.’
Ik kijk naar mijn flammkuchen met sliertjes ui. De dochter eet lustig door.
‘Dus ik naar de dierenarts, zit dat beest helemaal vol met wormen.’
Ik schuif de flammkuchen van me af.
‘Vraagt-ie of ik niks gemerkt heb. En ineens bedenk ik hoe de kat al tijden met zijn kont over het tapijt schuift. Dat vond ik steeds zo geinig, ik dacht: die speelt. En daarna realiseer ik me dat Lotte al sinds ze kan kruipen overal aan likt en steeds op dat tapijt speelt.’
‘Dus jij weer de huisarts bellen,’ zeg ik. ‘Dus ik weer de huisarts bellen,’ zegt O. ‘Nou ja, wij dus daarheen. Niks aan de hand, gelukkig. En nu bellen ze van het kinderdagverblijf. Koorts! Griep! Dus nu is m’n vriend haar ophalen. Gek, maar we hadden nooit afspraken gemaakt over wie wat doet als ze ziek is en we allebei werken.’ ‘Ja, dan moet je iets regelen. Iemand bellen. Of je bezigheden uit handen laten vallen.’
‘Dat is toch niet eerlijk?’
‘Het is ook allemaal niet eerlijk,’ zeg ik.
‘Ik had niet gedacht dat je gewoon nooit klaar bent als je een kind hebt. Er gebeurt altijd wel wat.’
Ik hum geruststellend en begin weer aan de flammkuchen. De dochter speelt ondertussen onder mijn kruk met een flesje en een rietje.
‘Je went eraan,’ zeg ik. ‘Echt. Je went zelfs aan het vroege opstaan.’
Je went zelfs zó erg aan het vroege opstaan, dat ik het uitslapen vind als de dochter om half acht wakker wordt, maar dat zeg ik maar niet. Aan de bar bestellen mensen bitterballen. O. staat zuchtend op en loopt naar de keuken.
Ik aai de dochter over haar bol. ‘Sap!’ roept ze blij.
‘Prima, toch?’ zegt J. ‘Het gangetje?’
‘Ik hou van het gangetje,’ zeg ik.
Echt. Met heel mijn hart.
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix