Moe
Hanneke Hendrix beschrijft de kleinigheden in haar leven als kersverse ouder. En vooral het falen in dat kader of de spreekwoordelijke 'roze muur' waar ze steeds tegenaan loopt.
Mijn vriendin Nas was vroeger, tijdens mijn studietijd, mijn stapmaatje en is dat sinds bij tijd en wijle ook gebleven. Ze is sinds een paar weken moeder en reageert, net als ik destijds, wegens drukte en paniek niet meer op sms’jes.
Totdat ik in het holst van de nacht het volgende bericht ontving.
Inkomende sms, van Nas, om 03.32 uur:
‘Ik was altijd moe eigenlijk. Moest altijd de hele tijd bijslapen en klagen over zó moe zijn en echt even een heel weekend blijven liggen. Maar nu weet ik dat ik NOG NOOIT EERDER MOE BEN GEWEEST. Ik kan nu rechtopstaand met een baby op de arm in slaap vallen. Behalve als hij zelf ineens slaapt en ik dus “lekker moet meeslapen”, dan wil het niet. Dit wordt geheim gehouden zeker, door de goegemeente, dat de eerste weken onmogelijk zijn. “Wij staken vroeger die speen in de jenever,” zei mijn oude buurvrouw. Ik doe dat natuurlijk niet, maar ik overwoog het wel even serieus.’
En dit vat eigenlijk precies samen hoe het voelt om een eerste kind te krijgen. Net als met alles eigenlijk: je weet pas wat slaap is en doet en hoe heerlijk het is, als het je afgepakt wordt. Omdat ik altijd in de horeca had gewerkt, dacht ik ooit dat ik heel goed tegen slaaptekort kon, maar dat slaat achteraf echt nergens op. Niemand kan tegen écht slaaptekort. Mensen die zeggen dat ze goed tegen gebroken nachten kunnen, hebben nog nooit langer dan een week gebroken nachten gehad. Ach, die arrogantie van me destijds. Ik moet daar sinds de dochter vaak aan denken.
Een andere vriendin van me, die alleenstaande moeder is, vond dat ze een heel goed doorslapende dochter had. Maar toen een vriendin een keer bleef logeren, sprak die de legendarische woorden: ‘Nee, je dochter slaapt niet door, jij slaapt door! Ik heb haar de hele nacht gehoord!’
Mijn moeder zei onlangs dat mijn broers en ik altijd goed sliepen. Dat we nooit huilden, nooit zeurden en altijd de klok rond sliepen. Daar moet ik de laatste tijd ook vaak aan denken, want ik weet helemaal niet zeker of dat wel klopt. Is het slechts de perceptie van mijn moeder, die heel vast kan slapen? Ik heb verre herinneringen dat ik in bed lig en mijn moeder roep omdat ik dorst heb of omdat, ja echt, de dekens van het bed los waren geraakt. Wat ik ook nog weet is dat, als er niet zo snel iemand kwam, ik besloot om er nog een extra tandje bij te zetten qua huilen of roepen. Dat ik dacht: ze horen me niet, ik moet harder huilen. Soms ging ik gewoon weer slapen en soms kwam er iemand. Soms had ik eindeloze dromen waarin ik liters water dronk, en de dorst bleef. En misschien heb ik ook wel een doorslapende dochter, maar word ik gewoon veel te makkelijk wakker. Misschien moet ik oordoppen aanschaffen. Misschien moet ik haar laten huilen. Misschien, misschien, misschien.
Inkomende sms, van Nas, om 00.48 uur:
‘Ik mis ook een arm. Ik wil er drie.’
Oké. En je weet niet alleen pas wat je mist als het je afgepakt wordt, maar ook als het er gewoon niet heel gemakkelijk aangeplakt kan worden.
Maar met die muis en dat oor op z’n rug zijn ze al een heel eind, dus er is nog hoop. Al hoop ik dat ze eerder met de magische oplossing voor een niet-slapende baby komen. Liefst iets dat geen jenever bevat.
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix.