Hanneke: 'Hoe kunnen kinderen nou geen snoep lusten?!'
Hanneke Hendrix woont in de buurt Nijmegen met man en kind, en heeft onlangs haar derde roman uitgebracht. Ze schrijft boeken bij De Geus, geeft les aan de kunstacademie en de Schrijversvakschool en maakt hoorspelen voor de radio, maar is niet per se gek op grindbakken.
Voor de drogist zit een kleine hele dikke jongen te roken. Hij heeft een bleke huid, rossige stekeltjes en kan niet ouder dan een jaar of twaalf zijn. Ik loop naar binnen, hij doet me denken aan Denny, waarmee ik mijn eerste sigaret rookte toen ik een jaar of veertien was, aan de oever van de Maas samen met Marloes. We hadden een pakje gevonden en het ging ultra-klassiek: met homerische hoestbuien en alles. Denny niet, die rookte al langer, hij vond het allemaal heel normaal. De jongen ademt geagiteerd z’n sigaret naar binnen. Als een volwassene. Ik kijk om me heen, misschien is er ergens een ouder. Maar als ik niemand zie snap ik ook wel dat deze jongen letterlijk op niemand zit te wachten.
Lees ook: Hanneke: Rompertjes waarop staat 'Gemaakt in 't lab van 't ziekenhuis'
Binnen is het druk. Ik sta net in de rij van één van de twee kassa’s, als een mevrouw tussen de persoon voor me en mij inschuift.
'Pardon?' zeg ik.
'Ja, nee,' zegt de mevrouw. 'Ik keek even bij het snoep.'
Ze gaat weer in haar eigen rij staan. We schuifelen wat naar voren.
Ze wijst naar een rekje met snoep naast de kassa dat inderdaad door een pilaar voor mij niet te zien was.
'O, oké,' zeg ik. 'Allemaal prima hoor.'
We schuifelen door. De mevrouw is bijna aan de beurt.
'Ik wilde namelijk wat kopen voor mijn kleinkinderen,' zegt ze. 'Maar ze lussen dat allemaal niet.'
'Watte?' zeg ik.
'Ze lussen dat wat daar hangt allemaal niet.'
De mevrouw rekent af en loopt weg. Ik merk ineens op dat ik haar met open mond aan het nakijken ben.
'Haar kleinkinderen lusten dit allemaal niet,' zeg ik tegen de caissière en wijs naar de marsen, de zakjes drop en de lollies.
De caissière haalt haar schouders op en scant mijn tandenborstels, haarspeldjes en deo.
'DAT IS SNOEP!' roep ik.
De caissière kijkt verschrikt op.
'Nou én?' zegt ze.
Ik krijg een bon in mijn hand gedrukt.
'Hoe kunnen kinderen nou geen snoep lusten?! Daar is snoep toch ooit voor uitgevonden?! Voor kinderen?! Om te kunnen zeuren?!'
De caissière schuift mijn tasje opzij en begint de volgende klant te helpen.
Lees ook: Hanneke: 'Het eten niet lekker? Póép is niet lekker!'
Ik loop de zaak uit.
Kinderen die geen snoep lusten.
Ik schud mijn hoofd.
De rokende jongen zit er nog. Hij steekt net een nieuwe peuk aan.
Ineens heb ik de vreselijke drang om mijn hand op de schouder van de rokende jongen te leggen en hem te vertellen dat het allemaal wel goed komt. Dat alles goed komt. Dat hij op een dag een brede blakende meneer zal zijn die midden in het leven staat, met kinderen die zeuren om marsen en die gewoon hoestbuien krijgen van een sigarettenrook.
Het enige wat me weerhoudt om dit echt te doen, is het besef dat ik dan ineens een gek zou zijn. Dat is de enige reden. Achter me komt een naar zweet ruikende bouwvakker uit de drogist gelopen.
Hij zegt: 'Lekker weertje!'
Ik loop gauw door.
Misschien komt het wel niet allemaal weer goed. Zit er ergens iets mis met een tijdgat: binnen lusten kinderen geen snoep, buiten roken volwassenen in het lijf van een twaalfjarige peuken en ondertussen blijft de zon gewoon schijnen alsof er niets aan de hand is.
Lees hier meer van Hanneke Hendrix.