Mag ik al bier?
Hanneke Hendrix beschrijft de kleinigheden in haar leven als kersverse ouder. En vooral het falen in dat kader of de spreekwoordelijke ‘roze muur’ waar ze steeds tegenaan loopt.
'Mijn leven is nog nooit zo leuk geweest als nu', zegt de ex-collega waarmee ik een koffie-afspraak heb. Ik had eigenlijk met een smoes willen afzeggen, maar op één of andere manier voelde ik me schuldig. Vroeger werkten we in de kroeg. Vroeger, toen je nog gewoon achter de bar mocht paffen en kinderen van zestien een biertje kwamen drinken. Het is eeuwen geleden dat we samenwerkten. Ze kreeg een kind en ging daarna in de zorg werken. Ik weet nog dat ze een keer langs het terras fietste voordat haar dienst begon en dat ze in het voorbijgaan ‘Nog achttien jaar!’ naar me riep. Ik vond dat toen heel erg grappig. Toen wel. Ik kon me er niks bij voorstellen. Waarom zou je überhaupt een kind krijgen, vroeg ik me toen af. Volgens mij heb ik dat zelfs wel eens tegen haar gezegd toen ze haar kind al had. Daarna hebben we elkaar tien jaar niet meer gesproken. Ja, soms eens naar elkaar gezwaaid op straat.
Ondertussen heeft ze drie kinderen. Geloof ik.
Toen mijn dochter werd geboren bestookte ze me plotseling met e-mails dat we weer eens moesten afspreken. Wonderlijk is dat: je kunt boeken uitbrengen zonder dat je iets van iemand hoort, maar als je een kind krijgt hangen er ineens oude bekenden aan de lijn die je welkom heten tot die club waarvan je het bestaan nooit had bevroed.
‘O,’ zeg ik. ‘Leuk.’
‘Ja,’ zegt ze. Ze ademt luid in door haar neus, alsof we helemaal niet in een rumoerige koffietent zitten maar in het bos staan en ayurvedisch bezig zijn met het leven.
‘Maar hoe is het nu met jou?’
‘Prima,’ zeg ik.
‘Slaapt ze ondertussen al een beetje?’
‘Pardon?’ zeg ik. ‘Wat? Nu? Of in het algemeen?’
‘In het algemeen,’ zegt ze.
‘Prima, hoezo?’
Mijn dochter slaapt helemaal niet overdag. Dat moet wel aan mij liggen, want op het kinderdagverblijf slaapt ze als een roos.
‘Prima?’ vraagt ze.
‘Prima,’ zeg ik.
Ik had af moeten zeggen.
‘Toen ik je mailde met de vraag of ze een middagslaapje doet, heb je alleen maar ‘hahahahaha’ geantwoord.’
‘O ja,’ zeg ik. ‘Grapje.’
‘Als je tips wilt?’
‘Met mijn schrijfcarrière gaat het heel goed,’ mompel ik, in de hoop het onderwerp te veranderen.
Ik wenk naar de bediening. Ik ga bier bestellen. Het is elf uur in de ochtend, maar het kan me niks schelen. Ik ga gewoon doen alsof ik in Frankrijk ben.
‘Je moet ze rust en regelmaat bieden,’ zegt ze. ‘Ze moeten voelen dat je er voor ze bent. Het draait nu niet meer om jou, Hanneke. Tegenwoordig doet iedereen maar wat. Slepen ze die kinderen steeds naar van die kinderdagverblijven.’
‘Op het kinderdagverblijf slaapt ze juist heel goed', zeg ik.
‘Precies, dat bedoel ik,’ zegt ze. ‘Dat voelt voor jou toch ook naar?’
Ik haal mijn schouders op.
‘Gaat wel,’ zeg ik.
Het is even stil. Ik had af moeten zeggen. Ik maak een tapbeweging naar de het meisje achter de bar.
Die knikt.
‘Ga je nou bier drinken?’ vraagt ze.
Ik maak een wegwuivend gebaar. Ze schudt minzaam haar hoofd.
‘Je bent niks veranderd’, zegt ze. ‘Dat moet voor je dochter ook moeilijk zijn. En voor je man.’
Ze nipt van haar koffie. ‘Maar zoals ik al zei: mijn leven is nog nooit zo leuk geweest als nu.’
Leuk. Leuk. Een gefiguurzaagd paardje is leuk.
‘Ik ben gewoon heel erg gelukkig. Heel erg. Heerlijk. Ik zit ongelofelijk goed in mijn vel.’
Ik kijk haar een tijdje aan. Ze glimlacht naar me.
‘Echt,’ zegt ze. ‘Maar dat komt bij jou ook nog wel.’
In de toneelschrijfwereld heb je een ongeschreven regel die grofweg zegt dat als een personage iets blijft benadrukken, hij doorgaans liegt.
‘En hoe lang ga je al vreemd?’ vraag ik.
Het blijft lange tijd stil. Er wordt een biertje voor me neergezet. Prima koffie-afspraak, al zeg ik het zelf.