Hanneke Hendrix: Iets met een banaan
Hanneke Hendrix woont in Nijmegen met man en kind, en werkt daar aan haar derde roman. Ze schrijft boeken bij De Geus, geeft les aan de kunstacademie en de Schrijversvakschool en maakt hoorspelen voor de radio, maar is niet per se gek op grindbakken.
‘En toen heeft ’ie van half acht tot middernacht aan één stuk gehuild,’ zegt J. ‘En hij huilt nooit.’
‘Zetpil gegeven?’
‘Ja, maar dat hielp niks.’
‘Hoe werd ’ie ’s ochtends wakker?’
‘Moe.’
‘Ja, dat zal ook wel.’
‘Ik moest er gewoon zelf van huilen.’
Lees ook: Hanneke Hendrix: Kansarm
Je komt er bij kleintjes meestal niet achter wat er aan de hand is. Ooit, lang lang geleden zo lijkt het, leerden we de dochter slapen. Of ja, probeerden we eens wat. We klooiden wat aan. We zaten met de visite aan de eettafel en door de babyfoon klonk gehuil.
De man en ik keken op de klok.
Nog tien minuten wachten.
‘Ja, maar wat als ze nou fysiek contact wil?’ vroeg de dame van ons bezoek.
Tegelijk hieven de man en ik onze handen op.
‘Daar gaan we nooit, maar dan ook nooit, achter komen,’ zei de man.
De dame van het bezoek schudde haar hoofd. Ze had toen zelf nog geen kinderen, alleen een opleiding. Ik denk niet dat ze nu nog zoiets zou zeggen.
Gek genoeg heb ik veel gehad aan onze constatering: we komen er waarschijnlijk nooit achter wat er is. Achter sommige dingen kom je nooit. Nooit echt. Het blijft giswerk.
‘Supernaar,’ zeg ik. ‘Hou maar goed in de gaten.’
‘Ja,’ zegt J.
‘Ik vond het een opluchting toen de dochter eenmaal een beetje kon praten,’ zeg ik. ‘Ik vond haar een keer dikke tranen huilend op de keukenvloer. Zonder dat ik erbij nadacht, verwachtte ik iets als een trauma, of pijn, of depressie. Gewoon: leed. Ze had echt verdriet. Dus ik pakte haar op, knuffelde haar en vroeg wat er was, schreeuwde ze op de toppen van haar kunnen, knuistjes in de lucht: “Banaaaneeeee!”’
Het is even stil.
‘Bleek dat ze gewoon een banaan wilde.’
‘Een banaan,’ zegt J.’
‘Een banaan,’ zeg ik. ‘Niks existentiële crisis. Echt heel handig, dat praten. Ze werd de afgelopen nachten steeds een keer wakker. Dan liep ik haar kamer op en dan zei ze: “eng” of “water” of “pijn”. Bij “pijn” wijst ze ook nog eens, waar ze dan pijn heeft. “Pijne tene.” Bleken haar schoenen te klein.’
‘Slechte ouders,’ zegt J.
‘Juist,’ zeg ik stoïcijns. ‘En de banaan blijft favoriet. Pas liep ze de keuken in. Stak ze haar buik vooruit, wees ze naar de fruitschaal, daarna naar haar buik en zong ze: “Buike, banane.” O, en gisteren was Bruce Willis op televisie. Wees ze naar hem en zei ze: “Mooie romper.” Kijk. Een voorliefde voor shirtjes die net uit een ontploffing komen. Altijd handig om te weten.’
‘En huilt ze nou ook veel minder?’
Ik twijfel.
‘Nee. Ze huilt eigenlijk evenveel.’
‘O,’ zegt J.
‘Ja,’ zeg ik verfrommeld. ‘Ze huilt eigenlijk evenveel. Ik weet alleen nu wat er is.’
Ik ben even stil.
‘Meestal,’ zeg ik. ‘De helft van de tijd.’
‘En de andere helft van de tijd?’ zegt J.
‘Komen we er nooit achter,’ zeg ik zuchtend.
We hangen op.
Lees ook: Hanneke Hendrix: Naakt op het klimrek
Misschien blijft dat wel een heel leven zo. Dat je er de helft van de tijd nooit achter komt wat er is. Waarom je iets voelt en wat je nu wil in het leven. Het begint bij bananen en eindigt in wel of geen koophuis, wel of geen carrièreswitch. We komen er toch nooit écht achter of iets het juiste is, of wat er nou écht aan de hand is.
En dat is een hele geruststelling.
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix.