Column: Trauma's
Hanneke Hendrix schaart zichzelf als ouder van een peuter in de categorie "doet ook maar wat" en is niet te beroerd om te beschrijven hoe ze door de wondere wereld van buggy's, kinderdagverblijven, zetpillen en banaan heen struikelt.
Ik denk dat het slim is om na mijn vergaderingen bij mijn ouders te gaan eten, alwaar de dochter een paar nachtjes logeert. Ze logeert er voor de gezelligheid, maar ook omdat ik de drukste maand van het jaar heb (volgens mij roep ik dat iedere maand, maar deze maand is het echt zo, écht waar).
Lees ook: Column Hanneke Hendrix: Twee kindjes
De dochter is blij, eet goed en als ik mijn jas aantrek, pakt ze haar schoenen.
‘Doei!’ zwaait ze naar mijn ouders.
Laat ik vooropstellen: mijn dochter heeft bij het kinderdagverblijf nog nooit gehuild als ik wegging en ze logeert wel vaker een paar nachten op rij bij mijn ouders. Geen centje pijn.
Maar, zoals we allemaal weten, in het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst en wat het opvoeden van kinderen betreft kun je überhaupt het woord garantie beter uit je vocabulaire schrappen. Zowel qua kapotte spullen als qua: ‘Hè? Gisteren at ze met handen vol haar bord leeg en vandaag eten we exact hetzelfde en roept ze bah.’
Eenmaal bij de deur begrijpt de dochter dat ik ga en zij moet blijven. Wat volgt is een klassieker: de dochter huilt dikke tranen, spartelt en strekt haar armpjes naar me uit, terwijl mijn moeder haar in bedwang houdt. Ik twijfel of ik langer moet blijven, maar herinner me dan dat iemand bij een kinderdagverblijf ooit zei dat je het juist erger maakt, als je blijft dralen. Ik zwaai blij naar mijn schreeuwende dochter. Met een razend hart en buikpijn stap ik in de auto.
Al rijdend bedenk ik dat iemand ooit zei dat kinderen vanaf hun tweede levensjaar herinneringen aanmaken als ze iets heel heftigs meemaken. De weg naar de hel is geplaveid met dingen die mensen ooit zeiden, maar die ik slecht onthouden heb. Ik baal. Ik wil nog niet dat de dochter zich al allerlei trauma’s moet gaan herinneren.
Om het nog erger te maken, schiet me daarna Bob Ezrin te binnen: een producer van Lou Reed, die ooit besloot dat het een goed idee was als een nummer opgefleurd werd door kindjes die om hun moeder huilden. ’s Nachts liep hij de kamer van zijn twee slapende kinderen in, plaatste een bandrecorder, maakte zijn kinderen wakker en vertelde dat hun moeder was omgekomen bij een auto-ongeluk. Daarna vertrok hij uit de slaapkamer.
(Echt waar, luister hier maar. Het huilen start op 5min17.)
Eenmaal thuis stuur ik vriendin E. een bericht: ‘Was jij degene die ooit zei dat kinderen pas beginnen met herinneringen aanmaken als ze iets heftigs hebben meegemaakt? Hoe zat dat?’ Ik krijg terug: ‘Nee, ik zei dat de meeste mensen ergens rond hun tweede jaar hun allereerste herinnering hebben. En Rudolf Steiner zei dat die herinnering iets zegt over de rode draad in iemands leven. De herinnering kan positief of negatief zijn en hoeft helemaal niet heftig te zijn. Kan ook gewoon lekker citroenijs eten bij Clevers zijn.’
Daarna bel ik mijn moeder. De dochter had tien minuten gehuild, maar ze is alweer met de gieter in de tuin in de weer. Ik hoor haar zingen op de achtergrond. Ik ben opgelucht. Aan de slag maar weer.
Misschien moet ik binnenkort toch weer eens met haar naar het dorp van mijn jeugd. IJs eten bij Clevers. Je kunt immers beter het zekere voor het onzekere nemen, nietwaar?
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix