Column: Uit de hemel verschenen
Hanneke Hendrix schaart zichzelf als ouder van een peuter in de categorie "doet ook maar wat" en is niet te beroerd om te beschrijven hoe ze door de wondere wereld van buggy's, kinderdagverblijven, zetpillen en banaan heen struikelt.
De dochter ligt op de grond en huilt dikke tranen.
Ik had haar op de arm, liep even de keuken in en vervolgens zag ze een banaan. En toen wilde ze een banaan. Ook al heeft ze zojuist avondeten gehad, een bakje zwarte bessen, een bakje rozijnen en al een eerste banaan. Maar ze ziet de tros en nu wil ze er nóg een en dat mag niet, want ze moet zo naar bed en ze heeft echt genoeg gehad. Groot onrecht, ik snap dat wel. Ze worstelde zich uit mijn armen en nu ligt ze op de grond te krijsen alsof iemand haar zojuist een been heeft afgezet.
Lees ook: Hanneke Hendrix: je kind aan een tuigje met een touw
‘Zou ze dat nou blijven doen?’ vraag ik, als de man naast me komt staan in de keuken. We kijken naar de dochter, die op de grond ligt, haar armen naar ons uitstrekt en ‘banaaane!’ huilt.
‘Dat ze straks achttien is en nog steeds gaat huilen als ze iets niet krijgt?’
De man haalt zijn schouders op.
Een van mijn vroegste herinneringen speelt zich af in de keuken van mijn ouderlijk huis. Ik sta aan het aanrecht en ik kan net met mijn ogen over de rand van het aanrechtblad kijken. Mijn moeder staat naast me en terwijl ik me met mijn handen vasthoud aan dat aanrechtblad, kijk ik naar wat ze aan het doen is. Mijn moeder is bezig een beker Roosvicee voor me te maken. Het is de eerste keer dat ik zo groot ben gegroeid, dat ik kan zien wat mijn moeder aan het doen is op het aanrecht.
Normaal verscheen mijn beker Roosvicee ineens voor me, als een kelk uit de hemel, als een goddelijke hand die me iets aanreikte. Dit is de eerste keer dat ik zie dat mijn moeder een vloeistof uit een fles schenkt in de beker en daar dan water bij doet. Het was de dag dat ik besefte dat ik invloed kon uitoefenen op de gang van zaken en de dingen die ik wilde. Ineens snapte ik dat dingen niet gewoon verschenen, maar dat als ik iets vroeg, ik het vaak ook kreeg.
Ik weet dat nog exact.
Mogelijkheden. Keuzes. Iets willen.
Wat vreselijk eigenlijk.
‘Op een dag willen we van alles,’ zeg ik tegen de man, terwijl ik naar de dochter wijs. ‘Gaat dat überhaupt ooit over? Die traptractor, die achter de deur van de afgesloten schuur staat. De jongen op de brommer. Het lekkere wijf in de kroeg. Het diploma, de baan, de vriendin, weg uit dat gore studentenhuis, de verloofde, de echtgenoot, de scheiding, een televisie zo groot dat oma denkt dat het de deur naar de kelder is.’
‘Die! Die!’ krijst de dochter, die nog steeds op de grond ligt te dramatiseren. ‘Daar! Daar! Banaaaaaaaane!’
Ik zucht.
Een beker met sap, besjes, een banaan, de molen, rozijnen. De dochter roept tegenwoordig de hele dag wat ze ziet en vervolgens wil hebben. Ineens wil ze van alles en mag ze, voor haar gevoel, niks. Ze huilt en krijst erom, steeds opnieuw, maar ze kan nu eenmaal niet de hele dag rozijnen eten en sap drinken. Of blauwe bessen eten die goddomme vijftig cent per stuk kosten. Ik snap haar frustratie wel, maar ik word er ook gek van.
‘Genoeg gefilosofeerd, Hendrix,’ zegt de man.
‘Jij moet gewoon een biertje pakken. Daar heb je veel meer aan.’
Hij klopt me op mijn schouder.
‘Hup,’ zegt hij tegen de dochter. ‘Gaan we buiten nog heel even met de bal. En daarna naar bed.’
De dochter springt op. ‘Bal!’ roept ze blij, haar wangen nog nat van de tranen. Ze rennen naar buiten.
Ik trek twee biertjes open en wil naar buiten lopen. Wacht. Ik maak toch ook nog even een beker Roosvicee. Zodat het voor haar lijkt alsof hij gewoon uit de hemel verschenen is.
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix