Floep
Hanneke Hendrix beschrijft de kleinigheden in haar leven als kersverse ouder. En vooral het falen in dat kader of de spreekwoordelijke 'roze muur' waar ze steeds tegenaan loopt.
Ik heb mijn nichtje aan de lijn, die al tien dagen voorbij de uitgerekende datum van haar zwangerschap is en rekening moet gaan houden met een ingeleide bevalling.
‘O,’ zeg ik. ‘Wat vervelend.’
‘Ja, dat weet ik dus niet,’ zegt ze. ‘Jij bent niet ingeleid, toch?’
‘Nee,’ zeg ik. ‘Ik had wel een ruggenprik. Topspul. Echt. Ik heb er nadien meteen eentje voor thuis aangeschaft.’
‘O,’ zegt ze verward.
Ik schenk nog meer koffie in. Moet. Meer. Koffie. Drinken.
‘Maar het komt heus wel goed,’ zeg ik snel.
‘Ken je veel mensen die ingeleid zijn?’
‘Een paar,’ zeg ik.
‘En hoe is het daarmee afgelopen?’
‘O, prima,’ lieg ik. ‘Prima, prima, prima.’
Als iemand een antwoord vaak herhaalt is dat doorgaans een teken dat hij of zij liegt.
Het is even stil.
‘Heb je de Tour gezien?’ verander ik van onderwerp.
Ik zeg niets over zuignappen en spoedkeizersneden. Je kúnt er ook niets over zeggen, want hoe cliché het ook is: geen enkele bevalling is hetzelfde. De één zit na tien dagen alweer op de fiets, de ander kan voor de rest van haar leven nooit meer… Nou ja, ik ga deze zin gewoon even niet afmaken. Daarbij is niets zo erg als mensen die je haarfijn gaan uitleggen wat je kunt verwachten, of dat nu linksom of rechtsom is.
Toen ik vorig jaar hoogzwanger op een feestje stond, begon een kennis tegen me aan te praten.
‘En?’ vroeg ze. ‘Heb je er zin in?’
‘Waarin?’ vroeg ik. ‘In dat de baby er is?’
‘Nee, in de bevalling.’
‘In de bevalling? Nee, natuurlijk niet.’
‘O,’ zei ze. ‘Het valt best mee, hoor.’
‘Hè?’ vroeg ik. ‘Maar jij hebt toch geen kinderen?’
‘Nee, maar mijn moeder heeft over mij en mijn zussen echt vijf minuten gedaan.’
‘Vijf minuten?’ vroeg ik.
‘Ja, vijf minuten.’
Ze maakte geen grapje. Ik overwoog om bier te gaan drinken. Fuck die zwangerschap.
‘Vijf minuten,’ zei ik. ‘Ja, ja.’
‘Het valt echt wel mee. Je moet het gewoon loslaten,’ zei ze.
Loslaten, dat is er nog zo eentje. Dat zeggen mensen nou nooit als je een fonduevork in je oog hebt gekregen: ‘Ja, nee, je moet gewoon even goed inademen. Lekker op vakantie. Er even niet aan denken. Laat maar lekker los. Ik ken ook iemand, die had dat ook, maar dan met een vleesvork. Nou, die heeft het losgelaten en wat denk je? Je zag er niets meer van. Zij ook niet, maar goed, het gaat om het verhaal.’
‘Dus jij bent in vijf minuten ter wereld gekomen?’ zei ik.
‘Ja,’ zei ze. ‘Floep.’
‘Floep,’ herhaal ik.
‘Ja,’ zei ze. ‘Gewoon: floep. Drie keer. Floep, floep, floep.’
Sindsdien gebruiken mijn man en ik het woord ‘floep’ als eufemisme voor alles wat met bevallen te maken heeft.
‘Nou ja,’ zegt mijn nichtje. ‘Ik zie wel.’
‘Wat?’ zeg ik. ‘De Tour?’
‘Nee,’ zucht ze. ‘De bevalling.’
‘Ik weet alleen maar dat het een van de weinige keren in het leven is dat het echt zinvol is om alleen maar aan jezelf te denken,’ zeg ik.
‘En dan gaat de rest vanzelf?’
‘Ja,’ zeg ik. ‘Dan gaat de rest vanzelf. Floep.’
‘Floep?’
‘Gewoon, floep,’ zeg ik.
We hangen op. Ik schenk nog wat koffie in en kijk daarna op de klok. Half vier. Mooi. Ik gooi de koffie in de gootsteen en trek een fles wijn open. Want ‘plop’ is voor de jonge ouder immers ook een onmisbaar woord.