Column: Krijsen om gebak
Hanneke Hendrix schaart zichzelf als ouder van een peuter in de categorie ‘doet ook maar wat’ en is niet te beroerd om te beschrijven hoe ze door de wondere wereld van buggy's, kinderdagverblijven, zetpillen en banaan heen struikelt.
Het meisje is al zeker een volle minuut aan het krijsen. Ze heeft haar kleine vingers achter de metalen strip weten te haken waarmee de vitrinedeur aan de toonbank is vastgemaakt. Als haar moeder haar los probeert te trekken, gilt ze van de pijn, maar loslaten doet ze niet. Ze wordt later vast advocaat of politicus.
‘Ik wil die!’ krijst ze steeds. Met die bedoelt ze een mokkagebakje in dezelfde vitrine waaraan ze zich heeft vastgeketend.
Lees ook: Column: Trauma's
Toen we pas ergens op visite waren, stond de dochter naast een meisje dat een bloem uit een tuinperkje plukte, terwijl dat in onze tuin absoluut niet mag. De dochter keek zo verschrikt rond dat ik er bijna van moest huilen: ik kon zien dat ze bang was dat de criminele actie van haar collega-kind ook op haar zou afstralen, terwijl ze niets verkeerd had gedaan. Schuld en onrecht, zelfs dat wordt al een item als je nog geen twee bent. Ik heb haar op de arm genomen en gezegd dat ik het heel goed vond dat zij de bloemetjes niet had geplukt. Ze bleef nog zeker een uur confuus.
‘Goed,’ zegt de moeder van het meisje ineens. ‘Je krijgt je gebakje. Voor deze keer.’
Meteen laat het meisje los. Ze kirt van blijdschap.
‘En een mokkagebakje,’ bestelt de moeder.
Het meisje heeft haar knuistjes in de lucht gestoken en maakt sprongetjes door de zaak. De hele zaak zucht geërgerd.
‘Nee,’ zegt de dame achter de toonbank.
‘Pardon?’ zegt de moeder.
‘Sorry, maar ik ga dat gewoon eens een keer niet doen.’
‘Pardon?’
‘Uw dochter loopt hier de hele zaak bij elkaar te schreeuwen, ik ga dat niet belonen.’
Wij, de wachtenden in de bakkerszaak, ademen allemaal tegelijk in, alsof we in de bioscoop bij een spannende plotwending zijn aangekomen.
‘Ik bepaal zelf wel of mijn dochter beloond mag worden of niet,’ zegt de moeder. ‘Ik wil dat u een gebakje uit de vitrine haalt en dat aan mij verkoopt.’
‘Dus u wilt uw dochter belonen voor dat vreselijke gedrag?’
‘Mijn dochter is gewoon een kind.’
‘Dus u vond dat normaal?’
‘Geef dat mens haar gebakje! Ik heb nog meer te doen,’ roept een man achterin de zaak.
‘Niks ervan! Niet doen!’ roept een mevrouw.
‘Nee! Niet belonen!’ roept weer iemand.
‘Banane!’ roept de dochter blij.
‘Waar bemoeien jullie je mee?’ roept de moeder.
‘Geen gebak voor u,’ zegt de vrouw achter de toonbank. ‘Of gaat u nu ook huilen?’
‘Ik wil dat gebak voor mijn kind. Als ik me niet vergis, heeft u zelf helemaal geen kinderen. En als ik u zo eens bekijk zal dat ook niet gebeuren, dus u weet helemaal niet waar u het over heeft.’
‘En u heeft dat mokkagebakje niet met uw eigen handen in elkaar gedraaid.’
‘Ik kom hier nooit meer.’ Ze duwt haar dochter richting de deur.
‘Prima,’ bijt de vrouw achter de toonbank haar toe.
Het meisje begint te huilen. Dit keer echte tranen.
‘Rotkind,’ sist een vrouw het meisje toe.
Het meisje slikt haar tranen in, kijkt naar de grond en wordt dan door haar moeder met een ruk door het gat van de deur getrokken.
Het is even stil in de zaak.
‘U krijgt heus nog wel een kindje hoor,’ zegt een andere mevrouw.
‘Wie was?’ vraagt de vrouw achter de toonbank.
Iemand steekt zijn vinger op.
Ik bestel een kaasstengel voor de dochter, gewoon: omdat ze er niet om heeft gevraagd. Op een dag moet ik ook de dochter krijsend uit de supermarkt trekken of, zoals zoveel ouders, me achter een schap verstoppen in de hoop dat ze schrikt en dan achter me aan komt. En als die tijd komt, hoop ik dat ik weerstand kan bieden aan gegil, gehuil en verschrikkelijke zaken als mokkagebakjes.
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix