Hanneke: 'Ik krijg een naald in mijn arm en lees een boek'
Hanneke Hendrix woont in de buurt Nijmegen met man en kind. Ze bracht drie romans uit en zwoer daarna dat ze nooit meer een boek zou schrijven. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en dus tekende ze onlangs een nieuw contract bij Das Mag Uitgevers. Verder geeft ze ook nog les aan de kunstacademie en de Schrijversvakschool en maakt ze hoorspelen voor de radio, maar is ze niet per se gek op grindbakken.
Ik zit bij de bloedbank te wachten tot ik aan de beurt ben. Het is druk. Alle stoelen zijn bezet en overal piepen machines en rennen verpleegkundigen. Naast me op het wachtbankje zit een meneer. Hij is mager, maar fier. Zo’n man van eind vijftig die zichzelf als “sportief” en een “doorzetter” zou omschrijven. Zo iemand die al veertig jaar op hetzelfde assurantiekantoor werkt en tegen zijn zoon zegt dat muziek maken iets voor een hobby is, ook al kan die jongen vreselijk goed trompetspelen en is trompetspelen het enige wat hij wil doen, altijd, de hele tijd. Ik weet niet of die man een zoon heeft, maar ik heb direct medelijden met de jongen.
Lees ook: Hanneke: 'De dochter wil pasta in haar glas water gooien en opdrinken'
De telefoon van de man gaat. Luid. Hij neemt op. Hij spreekt. Ook luid.
“Ja?
Nee.
Hoe laat ben je in Nijmegen?
Over een uur?”
De meneer kijkt op zijn horloge.
“Ai… Ja, nee, dat haal ik niet.
Ik zit bij de donorafdeling.
Ja.
Dó-nor-af-deling.
Ja.
Ja, in het ziekenhuis ja.
Ja…
Ik zit hier met een naald in mijn arm.”
Ik kijk op van mijn boek en kijk naar de meneer, naar zijn naaldvrije armen, naar hoe hij daar zit, vlak naast me op het smalle bankje. Hij is de volgende in de rij. Ik wil een wenkbrauw naar hem optrekken, maar hij kijkt niet naar me.
“Ja.
Hahaha.
Ja, je doet wat voor de mensheid.
Ja, dat duurt lang, ja.
Dus dat ga ik niet halen.
Nee.
Nee.
Maar dan regelt mijn vrouw dat wel.
Ja, zij rijdt je dan ook met de auto terug.
O.
Ja, je mag ook zelf terugrijden en dan rijdt zij mee naar Wageningen en daarna weer naar Nijmegen.
Ja, inderdaad.
Ik bel haar wel even.
Joe.
Joe.
Prima.”
De meneer hangt op en belt nu zelf. Ik wil nog steeds een wenkbrauw optillen, maar hij kijkt recht vooruit. Misschien zat hij wel in het leger. Weet ik veel.
“Ja, hoi, ja, zeg, die auto wordt over een uur afgeleverd.
Ja.
Ja.
Maar ik haal dat niet, want ik sta nog in de Jumbo.
Nee, en daarná moet ik naar de bloedbank.
Nee, ik heb een afspraak voor die donatie.
Nee, die kan ik niet afzeggen natuurlijk.
Natuurlijk niet.
Ze rekenen op me.
Nou, dat is toch niet zo erg, hij rijdt je naar Wageningen.
Twaalfhonderd euro ja.
Ik heb dat al overgemaakt.
Ja.
Ja.
Je moet de tank zelf tussendoor even opvullen.”
De man noemt tanken opvullen.
Maar misschien rijdt de auto wel op iets anders.
Op koolzaadolie.
Of op haar bloed.
Of haar ziel.
Weet ik veel.
“Ja.
Ja.
Ik ben nog niet in de bloedbank, hoezo?
Nee, dat zijn de kassa’s.
Joe.
Joe.
Tot straks.”
De man hangt op.
Hij kijkt niet naar me.
Een vrouw achter de balie roept mijn naam.
“Ik was eerder hier,” zegt de man tegen de vrouw.
“We volgen de tijd van het formulier. Mevrouw was eerst.”
De man zucht geërgerd. Ik trek een wenkbrauw op. De man heeft heel weinig mimiek. Hij kijkt me lang aan. Ik heb zin om iets te zeggen. Ik zeg niks. Ik krijg een naald in mijn arm en lees een boek in de stoel. Als ik halverwege mijn zak bloed ben en opkijk, zie ik de man lopen met een verbandje om zijn arm. Hij is al klaar. Hij loopt me met snelle, doch kordate tred voorbij. Rechtop, alsof hij iets of iemand, of God, heeft verslagen.
Lees meer: Hanneke: 'Ik noem de dochter vaak Zeuren Lerby. Vindt niemand grappig'
Ik kijk op de klok. Het is tien minuten sinds zijn telefoongesprek. Ik denk aan zijn vrouw die nu thuis zit te wachten op de persoon met de auto uit Wageningen en ik vraag me af wat hij gaat doen. Iets zegt me dat hij niet naar de Jumbo gaat. Iets zegt me dat hij stiekem naar de kelders van het ziekenhuis sluipt en dan stiekem op zijn trompet gaat spelen. Vol schaamte, vol gulzigheid, alsof het porno is. Of nog erger: een hobby waar je je beroep van had willen maken. Dat hij dan over een paar uur thuiskomt en hij die auto op de oprit ziet staan. Niet meer denkt aan zijn liegen en zijn stiekeme trompetspelen.
Niet meer. Nooit meer denkt daaraan.
Misschien nog heel even.
Een keertje.
Vlak voordat hij in slaap valt.
Maar daarna ook niet meer.
Hanneke is op het moment op zomervakantie. Je leest hier haar leukste eerder verschenen columns.
Lees hier meer van Hanneke Hendrix.