De kinderverjaardag
Hanneke Hendrix beschrijft de kleinigheden in haar leven als kersverse ouder. En vooral het falen in dat kader of de spreekwoordelijke 'roze muur' waar ze steeds tegenaan loopt.
De kinderverjaardag Ik zit in een hoek van de witte designbank gedrukt, met een stukje taart, op de eerste verjaardag van het zoontje van mijn lievelingsnicht. Om me heen zit iedereen geanimeerd te praten, buiten speelt mijn dochter met de andere kinderen, in dikke pakjes in het gras.
Mijn nicht is alles wat ik niet ben: altijd perfect in de plooi, altijd oprecht vriendelijk. Als ze een taart bakt, dan komt die taart ook daadwerkelijk als een taart uit de oven en niet, zoals bij mij, als een soort vla met geprakte meelbodem. Ze zwiert tussen alle gasten door, alsof een kinderfeestje geven helemaal niet een met yogidrink besproeide hel is. Haar lichtblauwe jurk zit als gegoten, nergens tekent een rol onder een rand van een onderbroek af, haar buik is plat en aan haar bovenarmen drilt niks. Ik kijk naar mijn eigen rok, die ik in alle haast maar onder het bed vandaan had getrokken omdat alles in de was zat. De rits staat een stukje open, omdat hij eigenlijk niet meer past.
‘Is dat jouw wagen?’ roept mijn slechthorende oom, die met mijn tante naast me zit.
Recht voor de deur staat onze oude Benz, die helemaal vol vogelstront zit, nog van het vorige huis - iets dat ik al vechtend met kinderstoelen, kindertassen en onderwijl haren kammend pas zag toen alles goed en wel in de auto vastgesnoerd zat. Met een kind op pad is altijd een militaire actie.
‘Ja,’ roep ik. ‘Dat is mijn wagen.’
Ik pak een bonbon.
‘Tja,’ zegt hij. ‘Een wasstraatje kost niks, hè.’
Dat is pertinent onwaar, maar ik knik toch maar. Buiten zwaait de dochter. Ik zwaai terug. Ik wil ook buiten in het gras.
‘Maar je ziet er gezond uit hoor, Hanneke!’ roept mijn oom.
Dit soort ooms denken dat ze dan een compliment geven, maar ze weten niet dat wij vrouwen helemaal niet willen dat we er gezond uitzien. Hij knijpt in mijn wang. Iedereen kijkt. Ik glimlach scheef met mijn mond vol chocola. Ineens grijpt me alles naar de keel. De perfect geglazuurde taart, mijn nicht met maatje 34, het perfecte huis, de vijver met de koikarpers. Ik denk aan mijn eigen nieuwe huis, waar de helft nog in dozen staat, omdat we nog even moeten sparen voor nieuwe kasten van de Ikea. Hier is niks meer te winnen, want alles is er al. Mijn nicht heeft alles. Ik wil thuis op de bank liggen, terwijl ik niet stofzuig. Ik wil niet perfect zijn. Daar is niks aan. Ik wil dingen wensen.
‘Ik ga,’ zeg ik en ik geef mijn jarige neefje een kus.
‘Wat?’ zegt mijn nicht. ‘Je bent er net.’
‘We moeten echt weg,’ zeg ik. ‘Ik ben iets vergeten.’
Ik krijg een kus. Ik maak een algemeen, zwaaiend gebaar naar iedereen, snoer heel soepel mijn blij zwaaiende dochter in het zitje en spring in onze auto. Een stuk van mijn vest zit klem in het autoportier, maar het kan me allemaal niks meer schelen. In de voortuin kijkt iedereen verfrommeld naar me. Ik draai het raampje open, roep gedag en toeter een keertje. Een enkeling zwaait. Dan scheuren we weg. Ik was even vergeten hoe fijn het is in mijn oude auto, in mijn rommelige huis, met mijn blij snotterende dochter. In mijn eigen vel.
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix.