Hanneke: 'Het mannetje naast me haalt een boterhamzakje uit zijn tas'
Hanneke Hendrix woont met man en kind in een dorp ergens in het Land van Maas en Waal. Ze bracht drie romans uit en zwoer daarna dat ze nooit meer een boek zou schrijven. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en nu heeft ze een contract bij Das Mag Uitgevers. Verder geeft ze les aan de kunstacademie en de Schrijversvakschool, maakt ze hoorspelen voor de radio, maar is ze niet per se gek op grindbakken.
Het meneertje naast me in de trein is klein, grijs en heel mager en hij draagt een te grote broek en een bloes van dunne spijkerstof. Het is druk. Druk en warm. Hij kijkt met een zuinig mondje uit het raam, tenminste: dat doet hij als ik stiekem naar hem kijk. Zijn dunne witte handjes liggen in zijn schoot, sereen, alsof er een onzichtbare bijbel onder ligt. Ik ben moe. De dochter is snotverkouden. Ik heb het druk. De man heeft het druk. We hebben het allemaal druk en ondertussen slaat de regen tegen de ramen alsof het nooit veertig graden is geweest.
Lees ook: Hanneke: 'Ik rek en strek niet in het openbaar, maar uit het zicht'
Het meneertje naast me doet me denken aan het mannetje dat vroeger in de bioscoop werkte, het mannetje dat er werkelijk altijd was als we naar de film gingen. Hij had ook zo’n bijna doorschijnende huid. Mijn huisgenoot en ik verdachten hem ervan dat hij achter de balie van de bioscoop woonde. Dat hij iedere nacht een slaapzakje achter de balie uitrolde en een wekker opdraaide en dan ’s ochtends, als die wekker ging, de slaapzak weer oprolde, zijn gezicht waste in de spoelbak en dan een bakje popcorn overgoten met sinas of cola of Fristi als ontbijt at. Dan stelde ik me voor dat hij voor zich uit staarde terwijl hij zijn ontbijt at en keek naar de posters met de filmsterren erop. Hoe hij zou fantaseren over iemand die cornflakes voor hem kocht. Hoe die iemand een kom met daarnaast een pak melk ’s ochtends voor hem klaar zou zetten.
Soms gaat het meneertje naast me verzitten en dan leunt hij zachtjes tegen me aan. Misschien reist hij wel alleen in drukke treinen om zo wat lichamelijk contact te krijgen. Misschien is hij wel heel eenzaam.
Nadat de bioscoop failliet was gegaan, zag ik het mannetje van de bioscoop een keer in de bus voorbij rijden. Hij keek uit het raam, een beetje omhoog. Naar de huizen, naar de bomen. Ik wilde zwaaien. Ik vroeg me af hoe het met hem ging, nu hij niet meer achter de balie van de bioscoop woonde. Zonder de posters, zonder de popcorn en de mensen die iedere avond bij hem op bezoek kwamen.
Lees ook: Hanneke: 'Het hele zwembad kijkt naar die arme jongen die niet durft'
Dan kijkt het mannetje naast me op zijn horloge, zet zijn tas op zijn schoot en haalt er een knisperend boterhamzakje uit, met daarin een boterham met speculaas. De korsten zijn eraf gesneden en de ene boterham is wit en de andere is tarvo. Hij smakt zachtjes als hij eet. Mechanisch eet hij de boterham. De boterham ziet eruit als een boterham die je voor iemand anders smeert. Met liefde en aandacht. Door iemand die het zakje tegen zich aan heeft gedrukt, om de lucht eruit te duwen om het vervolgens dicht te knopen.
Ik kijk het mannetje na, nadat hij is uitgestapt. Ineens ben ik jaloers. Ik wil ook iemand die boterhammen smeert. Ik eet sneu de noten die ik kocht op het station, van een pukkelige jongen achter een balie, die ik haastig in mijn tas propte terwijl ik rende om de trein te halen. Morgen vraag ik de man of hij mijn boterhammen wil smeren. Druk of niet druk. Wit en tarvo. Fuck dat koolhydraatarme dieet.
En zonder korstjes, graag.
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix.