Thomas: 'Ik wil dood, zegt ze'
Thomas van der Meer (1986) drinkt zijn koffie zwart, is team koriander en woont aan de rand van het bos. Met zijn debuutroman Welkom bij de club hoopt hij zijn nieuwe badkamer te financieren. Verder studeert hij verpleegkunde en is-ie transgender, maar daar merk je verder niks van.
Mijn pieper gaat af, mevrouw Wissink (72) heeft op de bel gedrukt. Ik steek mijn hoofd om de deur van haar kamer. Het is donker. 'Mevrouw Wissink? Heeft u gebeld?'
Lees ook: Thomas: 'Ze gooide hete thee richting het gezicht van mijn collega'
Geen reactie. Ik ga naar binnen om de gordijnen zachtjes op een kier te schuiven zodat ik kan zien of alles in orde is, maar ik struikel over een rollator en een rolstoel, stoot mijn hoofd aan een lampenkap en maak meteen een hels kabaal. Mevrouw Wissink ligt te proesten en gniffelen in bed. Toch kijkt ze me even later heel sip aan, als ik de gordijnen eindelijk open heb en me over haar bed buig.
'Ik wil dood,' zegt ze.
'Goedemorgen,' zeg ik.
'Het is zo'n kutziekte. Ik wil dood.'
Mevrouw Wissink heeft de ziekte van Huntington. Dat is een ongeneeslijke hersenziekte waar je lichamelijk en verstandelijk gehandicapt van wordt. De meeste mensen met Huntington zijn heel beweeglijk zonder dat ze daar iets aan kunnen doen: ze slaan met hun armen, krommen en strekken hun vingers en schommelen hun bovenlijf heen en weer. Die bewegingen zijn ritmisch, waardoor het een beetje op een dans lijkt.
Bij mevrouw Wissink valt die beweeglijkheid mee, maar ze heeft wel steeds minder controle over haar lichaam. Wassen en aankleden is zonder hulp onmogelijk en lopen, praten en eten kost steeds meer moeite. Huntington is erfelijk. Mevrouw Wissinks zoon heeft het niet, haar dochter wel.
Kortom: het is inderdaad een kutziekte. Maar mevrouw Wissink is ook dol op drama en aandacht.
'Weet jij een manier om te sterven?' vraagt ze.
'Je gaat vanzelf dood als je doet alsof je dood bent. Probeer het maar.'
Ze legt haar handen op haar buik en doet haar ogen dicht.
'Uw ogen moeten open.'
'Open?'
'Alle doden die ik tot nu toe heb gezien, hadden hun ogen open. Mond ook.'
Ze opent haar mond een stukje.
'Veel verder. Nee, nóg verder.'
Nu ligt ze met grote ogen en een opengesperde mond op haar kussen.
'Ja, dat lijkt erop. Nu uw adem inhouden.'
Het lukt niet. Mevrouw Wissink moet lachen, ze ligt te schudden in bed.
'U heeft wel veel pret voor een dooie.'
Het is tijd om op te staan. We gaan onder de douche. Ze zit op de douchestoel en ik sproei haar nat met de douchekop. Daarna laat ik haar de douchekop vasthouden, zodat ik haar kan inzepen en haar haren kan wassen. Ze kan het handvat van de douchekop niet zelf vastpakken, maar als ik haar vingers eromheen vouw, lukt het wel.
Lees ook: Thomas: 'Ik heb poep aan mijn vinger'
'Ik vind douchen zo fijn,' zegt ze.
'Ja, hè? Douchen is heerlijk.'
'Welke dag is het vandaag?'
'Vrijdag.'
'Dan ga ik schilderen,' jubelt ze. 'Schilderen is wat ik het allerliefste doe. O, ik ben zo dankbaar dat ik hier mag wonen.'
'Zonet wilde u nog dood.'
'Ja, dat was een vergissing.'
Deze column verscheen eerder in september 2020. Lees hier meer columns van Thomas.