Thomas: 'Vrouwen kunnen beter tegen bloed'
Thomas van der Meer (1986) drinkt zijn koffie zwart, is team koriander en woont aan de rand van het bos. Met zijn debuutroman Welkom bij de club hoopt hij zijn nieuwe badkamer te financieren. Verder studeert hij verpleegkunde en is-ie transgender, maar daar merk je verder niks van.
Vrouwen kunnen beter tegen bloed dan mannen, blijkt uit onderzoek. Dat is ook de reden waarom verpleegkundigen meestal vrouw zijn. Gelukkig ben ik de uitzondering op de regel. Ik kan niet alleen tegen bloed, ook braaksel en ander prut dat het lichaam uitscheidt kan ik goed hebben. Dat het onsmakelijk is registreer ik wel, maar ik voel het niet.
'Drie mannen!' zei de docente, en ze keek tevreden de klas rond. Wij waren haar nieuwe verpleegkundestudenten. Ze vertelde dat ze de afgelopen jaren alleen vrouwen in haar klas had gehad. 'Ik dacht dat ze mij geen mannen meer gaven.'Toen ik in een ver verleden ICT studeerde, lag de verhouding precies andersom: vijftien jongens en drie meisjes in de klas. En omdat ik er vroeger uitzag als een meisje, was ik toen ook een van de drie.
Lees ook: Hanneke: 'Misschien moet ik zelf ook maar eens een Harry aanschaffen'
In de les leerden we onze handen zo hygiënisch mogelijk wassen (dat is ingewikkelder dan je denkt!) en dat de das van een arts een broeinest van bacteriën is. Die bungelt namelijk de hele dag op allerlei patiënten als de arts over hen heen buigt om naar hun hart te luisteren of met een lampje in hun ogen te schijnen. Daarna gingen we rekenen. We berekenden doseringen van medicijnen, de druppelsnelheid van een infuus en de hoeveelheid zuurstof in een cilinder. Op de toets mag je één fout maken; twee fouten is een onvoldoende. Dat klinkt streng, maar is eigenlijk heel coulant: als je in de praktijk een rekenfout maakt, gaat je patiënt immers dood.
Toen ik aan het eind van de dag naar huis fietste, zag ik een vrouw gebukt op de stoep staan. Ze hield zich vast aan een tuinhekje. Snel zette ik mijn fiets aan de kant.
'Gaat het?'
'Ja,' zei ze, maar ze keek niet op en ademde heel zwaar.
'Moet ik een dokter bellen?'
'Nee,' hijgde ze. 'Het gaat wel.'
Het leek op hyperventilatie of een paniekaanval of zo. Ik dacht na of ik vandaag al iets had geleerd wat nu van pas kwam, maar ik kon niets verzinnen. 'Doe maar rustig aan, hoor,' zei ik. 'Ik wacht hier wel even met u.'
Lees ook: Malou: 'Over de pornohoek in de videotheek en een 3-jarige'
'Ja,' zei ze. Langzaam richtte ze zich op en ze vroeg of ik mee wilde lopen naar het station. Ze gaf me een arm en we begonnen te lopen. Ik moest haar arm stevig tegen me aan geklemd houden, anders bleef ze niet recht staan.
'Wat heeft u vandaag gedaan?' vroeg ik.
'Ik ben bij een vriendin geweest,' zei ze. 'Miranda.'
'Was het gezellig?'
'Nee,' zei ze. 'Miranda is dood. Het was haar crematie.'
'O,' zei ik.
'O,' herhaalde ze schamper, maar ik wist zelf ook wel dat het geen goed antwoord was.
'Was Miranda een goede vriendin van u?'
Ze schudde haar hoofd. 'Ik kende haar eigenlijk amper, maar na de crematie heb ik ontzettend veel gezopen.'
Thomas is even met zomervakantie. Deze column verscheen eerder op 24 december 2019. Lees hier meer columns van Thomas.