Thomas: 'Het verpleeghuis is op slot en bewoners zijn verontwaardigd'
Thomas van der Meer (1986) drinkt zijn koffie zwart, is team koriander en woont aan de rand van het bos. Met zijn debuutroman Welkom bij de club hoopt hij zijn nieuwe badkamer te financieren. Verder studeert hij verpleegkunde en is-ie transgender, maar daar merk je verder niks van.
Het verpleeghuis is op slot. Alle bewoners zijn verontwaardigd dat er geen bezoek komt, maar dat is altijd al zo geweest. Niemand op deze afdeling voor dementerende ouderen beschikt over een kortetermijngeheugen. De dochter is het parkeerterrein nog niet af of er wordt geroepen: 'Mijn kinderen zie ik hier nooit!' Er verandert dus niet veel.
We mogen wel naar de tuin. Eerst neem ik meneer Mackenbach mee. Hij werkte vroeger bij de AIVD, die heette toen nog de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Staatsgeheimen kan ik hem niet ontfutselen, want die worden door alzheimer gecensureerd. Ik weet wel dat hij internationale dingen deed. Hij denkt altijd dat hij op een luchthaven is en spreekt zeven talen, of: sprak zeven talen. Ik weet niet of hij nog bij zijn talen kan. Vaak zit hij aan tafel een tekening te maken. Hij tekent als een kleuter: poppetjes met een ovaal lichaam, een cirkel als hoofd en harkjes als armen en benen. Ik moest huilen om meneer Mackenbach. Geen drama, hoor. Heel even maar en niemand die het zag.
Lees ook: Thomas: 'Toevallig zag een buurvrouw hem op de grond liggen'
Ik ben er nog niet achter hoe ik meneer Mackenbach kan entertainen. In de tuin nam ik hem mee naar de bloeiende magnolia, maar hij draaide zich om en keek met een ernstige frons op zijn voorhoofd naar het verpleeghuis, een betonnen Oostblokachtig flatgebouw dat boven de dennenbomen uittorent. Hij wees omhoog. 'De acht en de nul zijn blauw,' zei hij. Overal ziet hij cijfers in. Met zijn wijzende vinger ging hij alle ramen en verdiepingen langs. 'Acht, nul, acht, nul, acht, nul, acht, nul.' Hij keek me bezorgd aan. 'Wat betekent dat?'
Ik dacht even na. Het was nu de kunst om een antwoord te bedenken dat in zijn belevingswereld logisch en geruststellend klonk.
Lees ook: Thomas: 'Hij wilde je de winkel uit hebben omdat je er shabby uitzag'
'Het betekent dat we vandaag niet hoeven te betalen,' zei ik.
'O, aha,' zei hij. 'Dat is gunstig.' Maar aan zijn blik zag ik dat hij niet helemaal gerustgesteld was.
Terug in het verpleeghuis trok hij zijn jas uit en wilde daarna ook zijn andere kleren uittrekken.
'Dat hoeft niet,' zei ik. 'Houd uw trui maar aan.'
'O,' zei hij, en hij maakte zijn broek los.
'U kunt uw kleren aanhouden. Gaat u mee een kopje koffie drinken?'
'Koffie, ja.' Hij boog voorover en maakte zijn veters los.
Op mevrouw Pitstra sloeg de magnolia beter aan. 'Práchtig!' zei ze. 'Ik ben een echt buitenmens.' Ze schuifelde achter haar rollator over het kronkelpaadje door de tuin. Bij het kippenhok gingen we op een bankje zitten. Ze vertelde over haar huwelijk ('Mijn man was eigenlijk een verwend jongetje') en vroeg om de vijf minuten of die kippen zich niet verveelden.
'Kijk nou,' zei ze, en ze wees naar drie mannen die verderop langsliepen, ze droegen witte mondkapjes.
Ik wilde mevrouw Pitstra niet bang maken met virusverhalen. 'Die mannen zijn allergisch voor de kippen,' zei ik.
'Welnee,' zei ze. 'Ze zijn bang voor dat virus. Ik niet, hoor. Als mijn tijd gekomen is, ga ik toch wel. Virus of geen virus.'
Lees hier meer columns van Thomas.