Thomas: 'Die kinderen komen nooit op bezoek in het verpleeghuis'
Thomas van der Meer (1986) drinkt zijn koffie zwart, is team koriander en woont aan de rand van het bos. Met zijn debuutroman Welkom bij de club hoopt hij zijn nieuwe badkamer te financieren. Verder studeert hij verpleegkunde en is-ie transgender, maar daar merk je verder niks van.
'Ik snap niet dat deze mensen hier allemaal nog zitten,' zegt mijn collega. Ze zit achter de computer en scrolt langs de dossiers van de bewoners. 'Waarom worden ze niet opgehaald door hun kinderen? Ik zou mijn vader en moeder echt niet in een verpleeghuis laten zitten tijdens corona.'
Aan de andere kant van het glas dat ons kantoortje van de woonkamer scheidt, zit mevrouw Dubois aan tafel te knikkebollen. 'Zou jij mevrouw Dubois in huis nemen?' vraag ik mijn collega. Als je mevrouw Dubois in huis neemt, heeft ze in no time je hele huis onder de poep gesmeerd. Dat weet mijn collega net zo goed als ik.
'Mevrouw Dubois is mijn moeder niet,' zegt ze.
Lees ook: Thomas: 'Ik wist meteen dat ik corona had'
Even later sta ik met een bord pap aan het bed van Riek. Dat zij graag bij haar voornaam wordt genoemd staat in haar dossier, anders was ik daar nooit achter gekomen. Ze zit in het laatste stadium van dementie: ze kan niet meer praten en bijna niet meer bewegen. Ze kijkt me alleen maar aan, met een ernstige frons tussen haar wenkbrauwen. Baby's kijken ook zo.
Rieks kinderen komen haar in elk geval niet ophalen. 'Van ons hoeven jullie niets te verwachten,' zeiden ze toen Riek in het verpleeghuis werd opgenomen. 'Wij hebben geen fijne jeugd gehad. Wij hebben niets met onze moeder.' Die kinderen hebben we daarna inderdaad nooit meer gezien.
Het autobiografische boek Mijn vaders hand van Bart Chabot opent met een scène waarin hij op straat wordt aangesproken door een vrouw die hem herkent. Zij werkt in het verpleeghuis waar zijn dementerende vader is opgenomen. Bart heeft zijn vader al twintig jaar niet meer gezien. 'Je zult hem er zo'n plezier mee doen, door langs te komen,' zegt de verzorgster. 'Het zou hem zo goed doen als hij je weer zou zien, daar heb je geen idee van.'
Lees ook: Thomas: 'Hij testte positief op corona, dagen later was het gebeurd'
Mijn vaders hand gaat over een gruwelijke jeugd. Voortdurend wordt Bart door zijn vader in elkaar geslagen. Wanneer het hem niet lukt om binnen een uur te leren fietsen, zegt zijn vader: 'Niets dan ellende met dat kind. Witheet word je ervan. Wat een misbaksel is het toch.' Zijn moeder: 'Is het nou zó moeilijk? Kon je het weer niet laten om de boel te verpesten? Wat ís dat toch met jou. Je hebt het weer voor elkaar, hoor, je vader des duivels krijgen. Kun je nou werkelijk nooit eens een keertje iets normáál doen, en is zelfs een rondje fietsen te veel gevraagd? Wat móét ik in godsnaam met jou?'
Misschien heeft Riek verschrikkelijke kinderen, misschien was Riek net zo'n verschrikkelijke moeder als Bart Chabots moeder. Je hoort mensen weleens zeggen: het blijven toch je ouders. Dat zal best, maar van mij hoef je je verschrikkelijke ouders echt niet te bezoeken in het verpleeghuis. Laat ze maar gewoon lekker zitten. Jij hebt niet om die ouders gevraagd.
Deze column verscheen eerder in mei 2020. Lees hier meer columns van Thomas.