Thomas: 'Ik wist meteen dat ik corona had'
Thomas van der Meer (1986) drinkt zijn koffie zwart, is team koriander en woont aan de rand van het bos. Met zijn debuutroman Welkom bij de club hoopt hij zijn nieuwe badkamer te financieren. Verder studeert hij verpleegkunde en is-ie transgender, maar daar merk je verder niks van.
In het verpleeghuis word ik weleens in mijn gezicht gehoest. Intussen hebben we beschermende kleding: een schort, mondkapje, een spatbril en handschoenen. Maar daarvoor, toen we nog niet wisten dat er corona was, heb ik onbeschermd met besmette mensen gewerkt. Ik heb die mensen uit bed gehaald, gewassen, geholpen bij het eten, hun bloeddruk gecheckt, in bed gestopt. Het verbaasde me dus niet dat ik op een avond koorts kreeg. Ik wist meteen dat ik corona had.
De testlocatie was een klein gebouwtje met een parkeerterrein ernaast. Daar stond een rij stoelen met anderhalve meter afstand ertussen. Ik had net plaatsgenomen tussen de andere wachtenden, toen de deur van het gebouwtje openvloog. Er stormde een meisje naar buiten.
Lees ook: Thomas: 'Hij testte positief op corona, dagen later was het gebeurd'
'Het was heel erg!' snikte ze. 'Het was verschrikkelijk! Het deed vreselijk veel pijn en ik moest bijna overgeven.'
Iedereen in de rij begon ongemakkelijk heen en weer te schuiven op de stoel. Hoe gaat zo'n test eigenlijk? Ik dacht dat ze alleen maar even een wattenstaafje in mijn neus zouden steken.
Het meisje tegenover me was aan de beurt. Een paar minuten later kwam ze weer naar buiten met een betraand gezicht. 'Het viel wel mee hoor,' zei ze. 'Ik huil niet echt. Ze raakten mijn traanbuis.'
'Ik ga dit wattenstaafje heel diep in je keel steken,' zei de verpleegkundige die bijna geheel was gehuld in plastic. Ze hield het wattenstaafje omhoog. 'Het kan zijn dat je moet kokhalzen. Dat is normaal. Daarna steek ik het heel diep in je neus.'
Lees ook: Thomas: 'Ik keek naar zijn mond en dacht: die ga ik never zoenen'
Het was ongemakkelijk, maar duurde niet langer dan een paar seconden en door de absurditeit van de situatie moest ik hard lachen.
's Avonds werd ik al gebeld over de uitslag. Ik opende Google Earth, draaide de aardbol naar China en zoomde in op de daken van de kraampjes op de dierenmarkt in Wuhan. Daar ergens, onder een van die daken, had een dood beest met een virus gelegen. Dat virus had ik nu in mijn lijf.
Als kind kwam ik eens thuis met een dooie meeuw onder mijn arm. Gevonden in het park. Van mijn moeder moest ik hem meteen loslaten. 'Dode dieren moet je niet aanraken.'
'Maar ik wil zijn botten zien,' zei ik. Ik zat in mijn bottenperiode.
Mijn moeder hurkte bij me neer. 'Sommige dieren dragen ziektes bij zich,' zei ze. 'Die ziektes geven ze door aan andere dieren en soms ook aan mensen. Daarom moet je dode dieren niet aanraken.'
O, had iedereen maar zo'n verstandige moeder.
Deze column verscheen eerder in april 2020. Lees hier meer columns van Thomas.