Column: Liever een meisje
Hanneke Hendrix beschrijft de kleinigheden in haar leven als kersverse ouder. En vooral het falen in dat kader of de spreekwoordelijke 'roze muur' waar ze steeds tegenaan loopt.
‘Heeft u ook iets zoutloos?’ vraagt vriendin D. ‘Hè?’ zegt de mimiekloze jongen, die onze bestelling opneemt. ‘Iets zonder zout.’ ‘We hebben nog Bircher muesli,’ zegt de jongen verveeld. ‘Wat is dat?’ vraag ik. De jongen zucht. ‘Muesli die ze een nacht in de yoghurt hebben laten staan.’ ‘Doe maar de salade, dan,’ zegt ze. ‘Zonder dressing en zonder zout en laat die kaas ook maar weg.’ Ik bestel een tosti. De mimiekloze jongen loopt weg.
‘Zoutloos eten,’ zeg ik. ‘Is dat vanwege de zwangerschap?’
D. is even stil.
‘Je zult het wel weer stom vinden, ik bedoel, rollen met je ogen is waarvoor jij hier op deez’ aard bent neergezet, maar goed: ik wil een meisje. We hebben al een jongen, heel fijn, maar ik wil gewoon echt liever een meisje.’
‘O,’ zeg ik.
‘Ja,’ zegt ze.
‘En dan moet je stoppen met zout?’
‘En beginnen met zuivel.’
‘Maar geen kaas.’
‘Nee, geen kaas. Alleen zo heb je 80% meer kans op een meisje. Is wetenschappelijk bewezen.’
‘Goh,’ zeg ik.
D. kijkt me streng aan.
‘Ik vind er niks van!’ roep ik.
‘Ik heb altijd al een meisje gewild. Altijd. Mijn zoon is de leukste, hoor, maar toch… Toen jij een dochter had gekregen was ik stikjaloers.’
‘Wat een onzin,’ zeg ik.
‘Jouw zoon is een hartstikke leuk kind! Je moet juist blij met hem zijn!’
‘Ik zei toch dat jij er wat van zou vinden! Maar het heet gender disappointment. En ik heb dat! Er stond vorige week een stuk over in de krant. Het is een taboe, maar ik ga me er niet meer voor schamen! Ik hou van Jesse, echt. Maar ik krijg het zo benauwd bij het idee dat ik nooit zal weten hoe het is om moeder van een meisje te zijn.’
Ik denk na. Ik heb nooit een voorkeur voor een geslacht gehad, dat interesseert me nou werkelijk niet. Ik kreeg pas problemen toen de dochter er eenmaal was. Toen ik ineens ten volle besefte dat ik het komende decennium nooit meer alleen kan doen waar ik zelf zin in heb. En dat wist ik heus wel van tevoren, maar achteraf bezien kon ik me er toch niks bij voorstellen. Ik schaamde me ervoor. Jaren in de medische molen gezeten en nou had ik er eindelijk eentje en was ik teleurgesteld. Ondankbaar kreng dat ik was.
‘Ik snap het wel,’ zeg ik.
‘Maar wat doe je nou als het weer een jongen wordt?’
D. haalt haar schouders op.
‘Dan komt het ook wel weer goed. Jij wil er toch ooit ook nog wel eentje bij?’
‘Als dat zomaar lukt,’ zeg ik.
‘Misschien ben je dan ook wel weer zo in paniek. Iedereen die aan kinderen begint is toch eigenlijk gek? Ik bedoel: als je erover nadenkt.’
Ze heeft gelijk. Nadenken heeft niet zoveel zin, want mensen zijn nu eenmaal het merendeel van de tijd niet redelijk. Mensen hebben allerlei gevoelens en die springen je op de nek als wilde katten. Ze klauwen zich vast en laten je niet meer los. Er valt gewoon niet zoveel tegen te doen.
‘Hoe is de sla?’ vraag ik.
‘Meh,’ zegt D.
Ik geef haar een halve tosti.
‘Hier,’ zeg ik. ‘Niet teveel over nadenken.’
Misschien is dat het wel; gaat het krijgen van kinderen nu eenmaal altijd met allerlei onlogische gevoelens en angsten gepaard, waar je niks over mag zeggen en van mag vinden, anders komt iedereen erachter dat je ondankbaar bent.
D. laat de salade staan.
Ook dat is ondankbaar.
Maar dat maakt voor vandaag nu net even helemaal niks uit.
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix.