Een tweede adopteren
Hanneke Hendrix beschrijft de kleinigheden in haar leven als kersverse ouder. En vooral het falen in dat kader of de spreekwoordelijke 'roze muur' waar ze steeds tegenaan loopt.
‘Zeg, komt er al een keer een tweede?’ vraagt een aangetrouwde tante op een verjaardagsfeest.
‘Een tweede?’ zeg ik. ‘Mijn tweede is er al een tijdje, hoor. Ben nu bezig met mijn derde.’
‘Hè?’ zegt tante Anja. ‘Een derde? Maar Alma is toch pas net een jaar?’
Echt. Je kunt boeken schrijven wat je wilt en niemand heeft het erover, maar als je iets doet wat doorgaans iedereen kan (als er geen medische of andere redenen zijn die het verhinderen), namelijk een kind krijgen, dan hangen ouwe tantes aan je lippen. Soort van.
‘O, je bedoelt een tweede kind,’ zeg ik.
‘Ja, natuurlijk bedoel ik een kind! Wat anders?’
‘Nou ja, een boek,’ mompel ik.
‘Nee, natuurlijk niet!’ roept ze uit. ‘Jan! Jan! Ik vroeg aan Hanneke of ze nog een tweede willen en toen dacht ze dat ik het over een boek had!’ Ome Jan, aan de andere kant van de kamer, lacht nu ook hard en slaat op zijn knie.
‘Een boek!’ roept hij uit.
Ze zouden Ome Jannen moeten afschaffen. Allemaal. Tante Anja veegt een traan uit haar ooghoek en herpakt zich.
‘Maar geen tweede dus?’
Ik zucht.
Mensen presteren het om na de geboorte van een kind al te vragen wanneer de volgende komt, maar dat zijn gelukkig uitzonderingen. Is je kind echter het eerste jaar gepasseerd, dan vraagt ineens iedere dag wel iemand ernaar. Zodra je eindelijk weer een beetje jezelf bent, je kind niet meteen stuk gaat als je het hoofd loslaat en eens een keer de nachten gewoon ligt te tukken: dan valt het startschot. Is daar ooit een memo voor uitgegaan? Weet iemand dat toevallig? Aan alle tante Anja’s en alle Ome Jannen?
‘Als er baby’s bestaan waarbij je het eerste jaar kunt overslaan, dan wil ik wel een keer een tweede,’ zeg ik.
Tante Anja kijkt me aan.
‘Ja, maar dat kan niet,’ zegt ze. ‘Ja, of je moet adopteren… bedoel je dat?’
Ik zucht en schud van nee. ‘Het was een grapje,’ mompel ik.
De volgende dag sta ik buiten te kloten met een fietsstoeltje en mijn klassieke omafiets, die helemaal niet gebouwd is om fietsstoeltjes te laten passen aan het stuur, als een collega van vroeger uit de kroeg naast me komt staan. We zoenen elkaar gedag en beginnen over koetjes en kalfjes, of dat wat je doet als het even niet regent en je buiten staat.
‘En willen jullie nou adopteren?’ vraagt ze. ‘Mijn moeder zei zoiets. Had ze van je tante gehoord. O! Of is dat geheim?’
Ik denk even na.
‘We willen inderdaad adopteren. Maar dan wel ons eigen kind. We willen gewoon dat iemand anders het eerste jaar doet. Dat is tegenwoordig heel normaal. In Amerika. Daar doen ze dat allemaal.’
De collega kijkt me verschrikt aan.
‘Kim en Kanye,’ zeg ik. ‘Beyoncé en Jay Z.’
Het is even stil.
‘En dan heb ik eindelijk tijd om eens aan dat boek te werken,’ zeg ik. ‘Ik ben aan mijn derde boek bezig, wist je dat?’
‘Eh, ja,’ zegt de collega en kijkt op haar horloge. ‘O, ik moet gaan.’
Ze zwaait lafjes en springt op haar fiets.
‘Doei!’ roep ik. ‘En de groeten aan tante Anja!’
Misschien is het helemaal niet zo’n slecht idee, bedenk ik, als ik eindelijk wegfiets met kinderstoel, maar zonder windscherm. Straks even googlen of het een werkbare start-up kan zijn. En dan binnenlopen, qua geld. Zodat ik me een nanny kan veroorloven voor het eerste jaar. Top idee.
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix.