Hanneke Hendrix: Te veel prikkels
Hanneke Hendrix schaart zichzelf als ouder van een peuter in de categorie ‘doet ook maar wat’ en is niet te beroerd om te beschrijven hoe ze door de wondere wereld van buggy's, kinderdagverblijven, zetpillen en banaan heen struikelt.
We zijn de warmte van het huis ontvlucht en zitten aan de bosrand bij een zandbak. De dochter speelt met een andere peuter in het zand. De moeder van die peuter en ik zitten op een bankje. In de wandelwagen naast haar slaapt een baby.
‘Nou, zal ik dan maar even bier halen?’ zeg ik, na een tijdje basisinformatie uitgewisseld te hebben.
‘Hè?’ zegt de vrouw.
‘Grapje,’ zeg ik.
‘Het is ochtend!’
‘Ja, nee, het was een grapje,’ zeg ik nog eens.
‘Maakt niet uit, hoor,’ zegt ze. ‘Ik kan er gewoon niks mee: van die mensen die met de lunch al aan de wijn zitten. Ongelofelijk.’
Ik zeg maar niet dat ik vaak om 8.00 uur ’s ochtends ‘Mag ik al wijn?’ naar vriendin C. sms. Ik krijg dan altijd een sms terug dat het niet mag.
Lees ook: Hanneke Hendrix: het Segway-principe
‘We zouden eigenlijk op wereldreis met z’n drieën, dat hadden we geregeld op het werk,’ zegt de moeder. ‘Was ik ineens zwanger. Dus nou heb ik vier maanden extra verlof.’
‘O wauw,’ zeg ik.
‘Heerlijk. Ik ben alweer vijf weken aan het hardlopen,’ zegt ze.
Toen ik, in een vlaag van verstandsverbijstering, een paar maanden na de bevalling weer eens een rondje ging rennen, moest ik nadien dezelfde route teruglopen om mijn schaambot tussen de struiken te zoeken.
Dan vertelt ze over de bevalling en hoe ze haar baby eerst een half uur verliefd heeft aangekeken.
Ik voel me ongemakkelijk.
Ik heb mezelf beloofd minder met mijn ogen te rollen, niet alles stom te vinden. Ik oordeel te veel. Oordelen levert ook helemaal niks op, las ik onlangs in een zelfhulpboek uit 1936. Ik had een exemplaar uit de bieb geleend. Op een pagina had iemand de woorden ‘geluk’, ‘gelukkiger’ en ‘gewoonte’ met potlood onderstreept.
‘Gaat jouw dochter al naar de opvang?’ vraagt de moeder.
‘Ze ging voor het eerst met tien weken oud,’ zeg ik. ‘Drie dagen in de week tegenwoordig. En die van jou?’
‘Ze gaat een ochtend in de week. Ik heb destijds een stapje teruggedaan met werken. Het belang van je kindje gaat voor, toch?’
Ik haal mijn schouders op.
Wat moet ik dan zeggen?
Nee, mijn belang gaat voor?
Toen ik nog op kamers woonde en mijn irritante huisgenoot weer eens op de drempel stond te vertellen over dat hij bijvoorbeeld nooit de keuken gebruikte en daarom geen schuurmiddel à raison de veertig cent per bus hoefde mee te betalen, gooide ik vaak gewoon midden in een zin de deur van mijn kamer in zijn gezicht dicht. Ik moet daar sinds de dochter vaak aan denken, omdat ik me niet aan het gevoel kan onttrekken dat ik door het ouderschap weer ineens drie keer per dag iemand die ik zelf niet heb uitgezocht babbelend op de drempel heb staan.
Lees ook: Hanneke Hendrix: vermoeid ouderschap
‘Ze is na een middag bij de opvang altijd ontzettend moe,' zegt de moeder. ‘Zoveel prikkels. Al die aandacht waar om moet worden gevochten. Het is toch niet hetzelfde als de liefde die ze thuis…’
Ik steek mijn vingers in mijn oren en roep: ‘Lalalalalalalalalaaaaaaaaaaaaaa!’
‘Lalalalalalalalalaaaaaaaaaaaaaa!’ echoot de dochter vanuit de zandbak.
De peuters schateren luid.
Daarna is het even stil aan de bosrand.
‘Ze is zo heerlijk sociaal,’ zeg ik trots. ‘En heel anders dan d’r moeder. Komt vast door de opvang.’
Ik kijk op mijn telefoon. Het is bijna twaalf uur.
Zo.
We moesten maar eens gaan lunchen.
Met wijn voor mij en heel zoete Roosvicee voor de dochter.
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix