Lekker genieten
Hanneke Hendrix beschrijft de kleinigheden in haar leven als kersverse ouder. En vooral het falen in dat kader of de spreekwoordelijke 'roze muur' waar ze steeds tegenaan loopt.
‘Wat wordt ze al groot!’ roept de benedenbuurvrouw vanaf de andere kant van de straat, wanneer ik met mijn dochter in de buggy voorbij loop. ‘Hoe oud is ze nu?’
‘Net zo oud als jullie verbouwing!’ roep ik terug.
Ik probeer wel aardig te doen, heus, echt, maar het lukt me gewoon niet meer.
‘Lekker genieten,’ mompel ik.
Op de dag dat mijn dochter werd geboren begonnen onze benedenburen met verbouwen. Ik weet nog dat we net thuis kwamen van het ziekenhuis. Ik zat in bed met de dochter in mijn armen en toen begonnen ze met slopen. Mijn man, de kraamhulp en ik keken elkaar verschrikt aan. Niemand was komen vertellen wat er zou gaan gebeuren. Ineens was het begonnen. De mok thee op het nachtkastje viel op de grond.
‘Wow,’ riep onze kraamhulp over de herrie heen. We luisterden.
Niemand wist wat te zeggen.
‘Ach ja,’ zei ik na een tijdje. ‘Ik heb liever last van hardwerkende mensen, dan van luidruchtige studenten.’
Ik dacht toen nog anders en misschien was ik toen nog anders. Ik dacht dat als je maar positief denkt, je alles aankunt. De dochter gaf geen krimp, die sliep gewoon door. Nog steeds, trouwens. Je krijgt haar met alles wakker: licht, honger, het feit dat het half vijf in de ochtend is, maar herrie? Nee. Nooit. Vorige week stonden er om twee uur ‘s nachts twee loeiende brandweerwagens voor de deur omdat er iets was in het pand schuin tegenover ons. Wij zaten rechtop in bed, maar uit de kinderkamer klonk geen kik. Toen de sirenes ophielden en we gingen luisteren hoorden we alleen vredig gesnurk.
Dat dan weer wel.
‘Hoe lang gaat het duren?’ vroegen we aan het einde van de kraamweek aan de benedenbuurvrouw.
‘Met de kerst komen de eerste huurders erin,’ zei ze.
‘Huurders?’ vroeg ik. ‘Gaan jullie er zelf niet wonen?’
‘Nee, we maken er vijf appartementen van. Voor studenten. Na de kerst is alles klaar. Maak je geen zorgen. Wat een lief baby’tje. Je moet er maar van genieten. Ze worden zo snel groot.’
Ik knikte. Ja, lekker genieten.
Want ik had inderdaad een lief baby’tje.
En een postnatale depressie.
En een hittegolf en een verbouwing.
Het slopen ging door. En toen de kraamhulp eenmaal vertrokken was en mijn man weer aan het werk, dacht ik dat alles wel weer normaal zou worden. Dat ik naar bed zou gaan en zou kunnen bijslapen. Ik weet ook niet waarom ik dat dacht, want zo werkt het niet als je een zuigeling hebt van amper tien dagen oud.
‘Topkraamtijd!’ zei ik weleens tegen het kraambezoek, als er weer eens een paar fotolijstjes van de muur donderden. Dan stak ik twee duimpjes op en daar lachte ik dan heel hard bij. Als er niet zo’n herrie was geweest, dan had je in de stilte na mijn grap de klok kunnen horen tikken.
Achteraf gezien was het misschien een prima soundtrack bij hoe ik me voelde: zo’n sloophamer en zo‘n drilboor die te pas en te onpas ergens in een fundering werden gezet. Ondertussen is het al pasen geweest en zijn ze nog steeds bezig.
Maar. Met kerst hebben we wél twee flesjes wijn van ze gehad. Misschien om een soort van mijlpaal te vieren. Die ga ik morgenvroeg als ontbijt maar eens opentrekken, als ze rond zeven uur weer gaan boren. Ik moet immers lekker genieten, nietwaar?