Hanneke: 'Het hele zwembad kijkt naar die arme jongen die niet durft'
Hanneke Hendrix woont met man en kind in een dorp ergens in het Land van Maas en Waal. Ze bracht drie romans uit en zwoer daarna dat ze nooit meer een boek zou schrijven. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en nu heeft ze een contract bij Das Mag Uitgevers. Verder geeft ze les aan de kunstacademie en de Schrijversvakschool, maakt ze hoorspelen voor de radio, maar is ze niet per se gek op grindbakken.
Als ik het zwembad binnenstap valt me meteen op dat het geluid anders is dan normaal.
Ik denk even na en dan weet ik het: kinderen.
Veel kinderen.
'Meekijkzwemles 15.00 uur' staat er op een bordje op de balie. Ik schrik. Zelf een kind hebben is één ding. Tussen andermans natte kinderen zitten, is heel iets anders.
'Meekijkzwemles!' lacht mijn Grote-Geen-Zin-Monster. 'Waarom ga je niet gewoon naar huis? Netflix kijken. Dichtslibben met een zak chips?'
'Is er echt óók banenzwemmen?' vraag ik aan de mevrouw achter de balie.
'Ja, hoezo?' zegt ze gepikeerd.
'Er zijn zoveel kindertjes,' zeg ik.
'Er is zwemles,' zegt de mevrouw, en tikt op het bordje.
'O ja,' zeg ik.
Lees ook: Hanneke: 'Waarom zijn er niet meer lofzangen over de geur van boeken?'
Eenmaal in de banenzwembaan gaat het heus wel prima. We zitten in hetzelfde schuitje, wij banenzwemmers, en dat schept een band. Of ja, schuitje: we liggen naast hetzelfde schuitje te spartelen, maar goed.
Aan de raamkant staat een rijtje bibberende kleuters en eentje daarvan huilt luid.
'Hup Jeffrey, gewoon springen. Dat kun je best,' roept de badjuf.
Jeffrey schudt nee. Hij heeft zijn armen om zichzelf heengeslagen.
Had ik maar iemand om van te houden, zingt Danny de Munk in mijn hoofd. Ik kijk de tribune af. Niemand kijkt alsof Jeffrey van hen is.
Ik ben ooit teruggezet van het diepe zwembad naar het pierenbadje. Ik kan het me nog precies herinneren: de krukjes die ik om had, de scherpe vingers van de badmeester om mijn onderarm en hoe de andere kinderen in het water keken. In het pierenbadje waren alleen nog maar de peuters. Ik moest opnieuw de zwemslag leren op de bank die daar speciaal voor was. Daarna mocht ik oefenen in het diepe gedeelte van het pierenbadje.
Even later werd ook Gert Bakker teruggezet: de stomste jongen van het dorp, zei iedereen uit mijn klas. Die uit een familie kwam waar iedereen bang van was. Hij zat op een andere school, dus ik kende hem alleen maar van naam. Na de les zaten we naast elkaar op een bankje, met ieder een handdoek om ons heen geslagen.
'Ik vind er niks aan,' zei Gert.
'Ik ook niet,' zei ik.
Vanaf toen waren we vrienden.
'Gewoon doen!' roept de badjuf. 'Hup. Je houdt iedereen op!'
Een meisje komt naast hem staan en legt een handje op zijn arm. Ze trekt een pruillip naar de juf en dan naar Jeffrey. Ondertussen kijkt het hele zwembad naar die arme jongen die niet durft.
Lees ook: Hanneke: 'Misschien moet ik zelf ook maar eens een Harry aanschaffen'
Uiteindelijk hebben Gert en ik maanden later pas ons A-diploma gehaald, tussen allemaal vreemde kinderen uit een paar dorpen verderop. Het bezemklasje, noemden ze het. Maar we hadden elkaar en daardoor was het helemaal niet zo erg.
Vanaf het water roept een banenzwemmer iets bemoedigends naar de jongen die niet durft. Het meisje zegt iets tegen hem. Dan pakt ze zijn hand, ze telt en samen springen ze in het water. Vanaf de tribune beginnen mensen te klappen. Ook ik klap mee. Toch handig: dat watertrappelen.
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix.