Malou: 'Ik scheld tegen de man die mijn leven in zijn handen heeft'
Malou Holshuijsen schrijft over de schoonheid van het leven met alle vieze randjes die daarbij horen. Niet zoals het staat afgebeeld op haar Instagram account: zoet en onbesmet, maar met alle gebreken en mislukkingen. Leve het ongemak, weg met de schaamte.
We staan aan de voet van een Spaanse berg in Àger, hét paradijs voor ervaren deltavliegers en angstloze paragliders. Iets wat mijn liefde-en-tevens-vaste-verkering en ik niet zijn.
Lees ook: Malou: 'Het zou helemaal niet goed uitkomen als ik kanker krijg'
'Who is flying today?' wordt er gevraagd en ik steek mijn hand op. Een verlegen handje dat bij een vlugge telling over het hoofd gezien kan worden. Mijn vader steekt zijn hand op alsof hij het antwoord weet op de miljoenenvraag. Als een studiebol op steroïden rijkt hij zijn vinger zo hoog mogelijk de lucht in. 'Yes, I am!' antwoordt hij. Daarna wijst hij naar mij en mijn geliefde, die de keuze om mee te doen zichtbaar aan het heroverwegen is.
'En zij ook,' roept mijn vader.
Een paar weken geleden vroeg hij of we samen met hem van een berg wilden springen. Aan een parachute met een instructeur. Een sport die we – toen papa vertelde dit te willen gaan beoefenen – omdoopten tot een 'bungelende midlifecrisis' want: wie springt er nou vrijwillig van een berg?
Het was toeval dat we op hetzelfde moment naar hetzelfde gebied in Spanje op vakantie gingen. Aangezien ik eigenlijk nog nooit iets 'alleen' met mijn vader heb gedaan, omdat de dubbele appendix in broedervorm, Toos (die eigenlijk Rik heet maar die we na een gordelroosinfectie Toos zijn gaan noemen) en Koen (die gewoon Koen heet want zo hebben mijn ouders hem genoemd) er ook altijd zijn – vond ik dat ik deze ervaring niet aan me voorbij mocht laten gaan. Ook was ik op de hoogte van de zeldzame weersomstandigheden die er nodig zijn om überhaupt van een berg te kúnnen springen. Statistisch gezien zou de kans op een daadwerkelijke sprong zeer klein zijn.
De wind is twijfelachtig. Toch worden we in een busje gestopt en naar de top van de berg gereden. Boven liggen binnen een mum van tijd de parachutes uitgerold op de grond. Wij worden in een tuigje gehesen en maken kennis met onze tandempartner. Een jongeman van een ongeveer 1 meter 50 steekt zijn hand naar me uit. 'Hi, I'm Chicko and we are going to fly.'
We wachten tot de wind draait. Iets wat mij tijdens een fietstocht door Amsterdam – altijd wind tegen – nog nooit is overkomen. Wind waait altijd vol in het gezicht. Op heen- en terugweg. Opeens komt iedereen in beweging. Het gaat snel. Ik hoor wat gespen dichtklikken en er wordt een helm op mijn kop gezet. Vanuit mijn ooghoek gaat de parachute van mijn vader de lucht in. 'Oké doei' schreeuw ik hem toe waarna hij van de berg de lucht in glijdt.
'Ik hou van je' schreeuwt mijn vaste verkering. Al staat hij dichtbij, zijn woorden klinken ver weg. Ik ook van jou, zou een gepast antwoord zijn. Ik antwoord met 'ja ja' – wat betekent dat ik nerveuzer ben dan ik wil toegeven. Ook mijn gespen worden vastgeklikt. 'Oh, you think this is enough?' vraag ik Chicko 1.5. 'Maybe' grapt hij, waarop ik 'go fuck yourself' zeg.
Go, fuck, your self. Tegen de man die mij straks van een berg duwt en waar ik het komende halfuur aan vastzit.
Vier gespen aan zijn middel zorgen ervoor dat ik niet te pletter val. Ik scheld tegen de man die mijn leven in zijn handen heeft. 'Now, you run' schreeuwt hij.
Ik zet het op een rennen.
Lees ook: Malou: 'Ik droom dat mijn tanden uit mijn mond vallen'
Dan tilt de lucht ook mij van de grond, en een paar tellen later komen mijn voeten los van de grond. Opeens is het stil en kalm. 'How do you feel?' vraagt Chicko 1.5. 'Embarrassed' antwoord ik zacht. Achter mij hoor ik iemand 'godverdomme' roepen.
We vliegen, alle drie.
Lees hier meer columns van Malou Holshuijsen.