Malou: 'Ik ben altijd bang dat de tandarts boos op me is'
Malou Holshuijsen schrijft over de schoonheid van het leven met alle vieze randjes die daarbij horen. Niet zoals het staat afgebeeld op haar Instagram account: zoet en onbesmet, maar met alle gebreken en mislukkingen. Leve het ongemak, weg met de schaamte.
De straten zijn nat en de koplampen van tegenliggende auto's reflecteren in de plassen op de weg. Het gekletter op 't dak en de ruitenwissers maken me nerveus. Als het regent vind ik het eng op de weg, al rijd ik bij gebrek aan rijbewijs nooit zelf. Ook de bijrijdersstoel is een gevreesde plek waar ik gelukkig voornamelijk mijzelf mee in de weg zit. Soms, heel soms – als ik voor de zoveelste keer denk dat we worden aangereden door vrijwel alles wat we kruizen – maak ik onverwachte bewegingen waar mijn vaste verkering en tevens de bestuurder van de auto van schrikt. Maar nog vaker moet hij lachen, legt hij zijn hand even op mijn been en zegt hij iets in de trant van 'we leven nog en dat blijft voorlopig ook zo'. Vandaag is het extra spannend, het eindpunt van de rit is een ander pijnpunt in mijn verzameling angsten en fobieën: ik moet naar de tandarts.
Lees ook: Malou: 'Geen enkele man blijkt vrouwen lastig te vallen'
Vanaf een tv-scherm in de wachtkamer kijkt het team van tandartsen me lachend aan. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is: naar de tandarts gaan en mensen die hier voor hun plezier komen. Tegenover me zit een vrouw, ze veegt over haar telefoon. Het is of zo'n spelletje waar je gekleurde snoepjes moet wegvegen, of Tinder. Ik vraag me af of – als hier een match ontstaat – je kan zeggen: we leerden elkaar kennen in de wachtkamer van de tandarts.
Alle tandartsen op de foto hebben een stralende lach. Ik vraag me af of ze ook allemaal bij elkaar naar de tandarts gaan, zo tussen de wortelkanaalbehandelingen van het gewonde volk door. Het zweet druipt over mijn rug, alles is klam. Ik voel dit bezoek al meer dan vierentwintig uur in mijn lijf. Zo erg dat ik er 's nachts van ben gaan tandenknarsen en er een stukje van mijn kies afbrak. Alsof het universum me een extra duwtje in mijn rug richting de afgrond wilde geven. 'Het is zo voorbij,' zei mijn moeder vroeger altijd. Niet een keer maar continu. 'Het is zo voorbij, echt waar,' vervolgd door 'het is zo voorbij.'
Lees ook: Malou: 'Hij schreef dat mijn kunstmatige lach hem irriteerde'
Ook zij is bang, het zit in de familie.
Ik probeer dingen te verzinnen die erger zijn dan dit. Bij de Jumbo werken met gevaar voor eigen leven, bijvoorbeeld. Dat in plaats van angst, agressie in de familie zit zoals bij die gek uit de Jordaan. Huiselijk geweld, speculaties over eventuele chantage en de geruchten over de inhoud daarvan. Of oorlog en hongersnood. Wachtkamers zijn erger dan behandelkamers. De onzekerheid over de stemming van de arts, ik heb de liefste tandarts maar ben op de een of andere vreemde manier altijd bang dat hij boos op me is. Hij verschijnt van achter een matglazen deur, alsof hij oprecht blij is me te zien. Binnen een kwartier sta ik weer buiten. Ik neem mezelf voor de volgende keer niet meer bang te zijn en stap de auto in voor de dodenrit terug naar huis.
Lees hier meer columns van Malou Holshuijsen.