Malou: 'De auto komt met een noodgang mijn kant opgereden'
Malou Holshuijsen schrijft over de schoonheid van het leven met alle vieze randjes die daarbij horen. Niet zoals het staat afgebeeld op haar Instagram account: zoet en onbesmet, maar zoals in haar debuutroman Zachtop lachen: met alle gebreken en mislukkingen. Leve het ongemak, weg met de schaamte.
Als mijn kop te vol zit doe ik vreemde dingen. Ik loop met volle vuilniszakken de supermarkt binnen omdat ik die onderweg daarnaartoe vergeten ben weg te gooien. Ik vergeet mijn portemonnee en sleutels op regelmatige basis maar vergeet nooit het gas uit te zetten. Dat laatste durf ik dan toch niet met zekerheid te zeggen dus keer ik vaak om, parkeer mijn fiets voor mijn huis en loop naar boven om te constateren dat het gas inderdaad niet openstond. Dan baal ik en stuur mijn afspraak een appje om tien minuten later hijgend en bezweet iets te laat aan te komen. Dit gebeurt minimaal een keer in de week.
Lees ook: Malou: 'Het is maar een tip, doe ermee wat je wil hè?'
Doordat ik een boek heb uitgebracht ben ik veel onderweg. Een vervelende bijkomstigheid is dat ik bang word in het verkeer. Het is een angststoornis waar ik mee heb leren leven. Alsof mijn gedachtes in de vorm van rondscheurende auto's zich om mij heen verzamelen. Het is een wederkerende kronkel in mijn kop waarbij ik voornamelijk mezelf in de weg zit. Naast mijn geliefde in de auto voelt het alsof ik op de kermis in de botsauto's zit. Ieder moment kan er iemand op ons inrijden, althans zo voelt het. In werkelijkheid rijdt hij als een bejaarde op de rechterkant van de autobaan. Soms duik ik weg, als er iemand wil invoegen. Bij vrachtwagens doe ik een schietgebedje. Ik geloof niet in god, het is belachelijk.
Hij lacht omdat het er debiel uitziet. Ik lach omdat ik niet dood ben.
Natuurlijk weet ik dat er heus niks gebeurd, alleen denkt mijn lijf er anders over.
Ik zit op de bijrijdersstoel in de geparkeerde auto van mijn geliefde. In de achteruitkijkspiegel zie ik hem met een vuilniszak naar de container lopen. Voor me staat een auto midden op de weg geparkeerd met de bestuurder er nog in. Hij toetert. Opeens springen de lichten aan en komt de auto met een noodgang mijn kant op gereden.
Hij ramt een geparkeerde auto voor me, het is een enorme klap.
De klap waar ik altijd voor wegduik.
De klap die er nooit komt.
De klap die nu aan komt scheuren.
Lees ook: Malou: 'De vreemdeling in het park heeft mijn gesprek opgevangen'
Op het laatste moment ontwijkt de auto die van ons. Het scheelt een haartje of hij had de bijrijderskant geschampt.
'Gaat het?' vraagt mijn geliefde. Hij heeft gerend. Ook hij is zich kapot geschrokken. De geparkeerde auto voor ons ligt in de kreukels. Volgens mij is het een dure. Ik tril van de schrik maar knik ja. Mij is niets gebeurd, ik ben niet aangereden.
Wel bijna.
'Nu mag je nooit meer zeggen dat' zeg ik maar hij onderbreekt me. 'Ik zal het nooit meer zeggen' zegt hij. Hij doet zijn gordel om en start de auto. 'Klaar voor?' zegt hij.
'Heb ik het gas wel uitgedaan?'
Lees hier meer columns van Malou Holshuijsen.