Malou Holshuijsen: 'Ik moet altijd lachen als er geboerd wordt'
Malou Holshuijsen (31) schrijft over de schoonheid van het leven en alle mislukkingen die daarbij horen. Elke vrijdagnacht van 2 tot 5 uur presenteert ze op Radio 1 het programma De nacht van de radio. Sinds augustus schrijft Malou een maandelijkse column in &C.
Ik sta in een korte rij te wachten totdat er iemand in mijn tas kijkt en me fouilleert, want ik ga op een festivalgrasveld naar muziek kijken. Voor me worden de laatste zelf meegenomen blikjes bier haastig uitgedeeld en in sneltreinvaart opgedronken omdat die niet mee naar binnen mogen. Iemand laat een boer en ik moet lachen. Ik moet altijd lachen als er geboerd wordt, gênant lang en met tranen over mijn wangen. Een kinderachtige pavlovreactie, waar vrienden vaak misbruik van maken. Zo laat Daan, mijn beste vriend, graag kleine boertjes in mijn oor. Laatst deed hij het toen we luisterden naar een presentatie in een museum, met als gevolg dat ik hikkend als een hyena de ruimte moest verlaten. Iedereen keek naar me. Mijn broertje doet het vaak als hij een ruimte uit loopt, nét voordat hij de deur dichttrekt, dan komt-ie daarna even kijken of het wederom heeft gewerkt. Het werkt altijd.
Lees meer: Malou Holshuijsen: 'De schaal van hoe kut iets kan zijn'
Ook nu in de rij duurt de lachbui lang. De vrouw die mijn tas gaat controleren op explosieven en/of zelf meegenomen drank, kijkt me met één opgetrokken wenkbrauw aan. ‘Ben je klaar?’ vraagt ze geïrriteerd. ‘Sorry,’ antwoord ik, wat ik bij nader inzien wil terugnemen. Waarom mag ik niet lachen om boeren als ik in een rij sta? Ze grijpt een klein flesje deo uit mijn tas. ‘Dit mag niet mee naar binnen,’ laat ze me maar al te graag weten. ‘Dan mag jij ’m hebben, hij zit nog helemaal vol. Volgens mij hoef je het hele jaar geen deo te kopen als je alle deo’s mee naar huis neemt. Deo is duur, man.’ Ik vind deo een raar woord als je het vaker dan drie keer in een zin gebruikt. Ik vraag of zij dat ook vindt, maar ze is niet gediend van mijn vraag noch cadeau en gooit het flesje in een grote prullenbak die er inmiddels uitziet als een deodorant-massagraf. Dan haalt ze m’n portemonnee uit de tas. ‘Deze is van mij! Hoe kom je hieraan?’ zegt ze en ze legt ’m met een klap op de houten tafel. ‘Ik heb deze portemonnee in Spanje gekocht, deze is van mij,’ herhaalt ze.
Ik moet lachen. ‘Dat is toevallig, ik heb ’m ook in Spanje gekocht. In Frigiliana, dat ligt naast Malaga,’ leg ik uit. ‘Dit is mijn portemonnee,’ zegt ze weer en loopt ermee weg. ‘Uw collega jat mijn portemonnee,’ zeg ik tegen een man met een V op zijn borst, die klaarblijkelijk staat voor ‘Vind het moeilijk antwoord te geven’ want hij geeft geen kik. Als de vrouw terugkomt, legt ze twee identieke portemonnees op de tafel. ‘Zie je? Daarom dacht ik dat je mijne had gestolen,’ zegt ze met een stalen gezicht, waarna ze mijn exemplaar teruggeeft. Ik vind ‘zie je’ een vreemd synoniem voor ‘sorry dat ik je beschuldigde van diefstal.’
Lees meer: Malou Holshuijsen: Ammehoela
Ik kijk om me heen om te zien of ik de enige ben die dit megaraar vindt. In het brein van deze vrouw is het logischer dat ik haar portemonnee steel dan dat we ’m toevallig op hetzelfde Spaanse marktje hebben gekocht. Soms denk ik dat de wereld knettergek is geworden. Maar dan laat er iemand een boer en moet ik weer huilen van het lachen en troost ik mezelf met de gedachte: ik zal het zelf wel zijn.
Deze column verscheen eerder in magazine &C 10, 2018. Lees hier meer columns van Malou Holshuijsen.