Column: Geen zeventien meer
Malou schrijft over de schoonheid van het leven met alle vieze randjes die daarbij horen. Niet zoals het staat afgebeeld op haar Instagram account: zoet en onbesmet, maar met alle gebreken en mislukkingen. Leve het ongemak, weg met de schaamte.
We hadden een etentje, maar vergaten te eten.
Erg populair onder jongens en meisjes van een jaar of zeventien met een fake ID én bij mij en mijn vriendin San.
Lees ook: Column: Kutcolumn
We woonden vroeger in Haarlem. We waren een avond terug en tikten elke kroeg aan waar we ooit zaten. Halverwege de avond kwamen we tot de conclusie Haarlem te hebben opgedronken. Het verder drinken in Amsterdam lieten we voor wat het was. Daar zouden we overmorgen wellicht wel weer aan toekomen. We zijn immers geen zeventien meer. Ergens je identiteitsbewijs laten zien is al een poos geen last meer, maar een compliment.
In de trein naar Amsterdam namen we afscheid, San moest er eerder uit dan ik.
‘Doei lief, slaap lekker!’
Ze huppelde de trein uit.
Als ik een kwartier later zingend naar huis fiets, gaat mijn telefoon. Het nummer van San verschijnt in mijn beeldscherm. Ik moet lachen. Een avond is écht geslaagd, als je op de avond zelf al belt om een anekdote over die avond te vertellen aan diegene met wie je de avond hebt doorgebracht.
Het is niet San, die ik hoor aan de andere kant van de lijn. Het is een taxichauffeur. Hij zegt dat hij een bebloed meisje heeft gevonden en meegenomen. Hij brengt haar naar het ziekenhuis.
Ze zit op het bed en in haar kin zit een groot gat. Ze is met haar racefiets tegen een blok beton gefietst. ‘Je weet wel, die dingen die daar liggen om aan te geven dat je er niet mag fietsen,’ vertelt ze. Ik weet welke dingen ze bedoelt. Levensgevaarlijk. Ze werd geweigerd door twee Amsterdamse taxichauffeurs omdat ze bloedde. De derde kwam haar helpen.
Ik ben geschrokken en San is bang. Het gat in haar kin is groot en ruimte waarin we wachten op een arts is druk. Een groepje jongens van een jaar of zeventien vergezelt ons. Eén van de jongens is in een kapotte fles Bacardi gevallen. Hij is helemaal niet bang en zijn vrienden zijn niet geschrokken. Ze zijn vooral nieuwsgierig naar de inhoud van de lades en kasten in de behandelkamer. Een jongen wikkelt de andere in met een verbandrol.
De artsen zijn geïrriteerd, wanneer de mummie zijn entree maakt in de gangen van het ziekenhuis. Wij moeten lachen, niet omdat het grappig is, maar omdat San en ik toch nog best bezopen zijn. ‘Ik hoop dat de dokter die mijn kin komt naaien een beetje knap is,’ grapt ze en we giechelen.
De dokter is niet knap en vrij nors. ‘Heb je weer zo’n lamme geit,’ lezen we van zijn gezicht. Wanneer hij San vertelt dat hij haar kin gaat hechten, maar eerst wat vet weg moet knippen, doet ze één poging om de sfeer wat op de krikken.
‘U knipt vet van mijn kin? Neem maar ruim,’ fluistert mijn bange vriendinnetje tegen de boze dokter.
Vlak voordat hij zijn naald en draad in haar kin wil rijgen vraagt ze hem zijn uiterste best te doen. San heeft namelijk net een nieuw vriendje, die veel jonger is dan zij.
‘Ik ben namelijk geen zeventien meer, meneer,’ zegt ze en kijkt hem met puppyogen aan.
Wanneer ik de volgende ochtend wakker word en in de spiegel kijk, zie en voel ik de woorden van San, die in de groeven van mijn gezicht gedrukt staan.
Ik ben inderdaad al lang geen zeventien meer.
Lees hier meer columns van Malou Holshuijsen.