Malou: 'Nog voordat we zijn vertrokken, hangt haar mondkap op de kin'
Malou Holshuijsen schrijft over de schoonheid van het leven met alle vieze randjes die daarbij horen. Niet zoals het staat afgebeeld op haar Instagram account: zoet en onbesmet, maar zoals in haar debuutroman Zachtop lachen: met alle gebreken en mislukkingen. Leve het ongemak, weg met de schaamte.
De boot naar Terschelling is druk. Er hangen spatschermen tussen de rijen stoelen en we worden geacht een mondkapje te dragen, wat ons weer even doet herinneren dat Covid nog steeds bestaat. Bij het inpakken van mijn tas was ik het vergeten.
Lees ook: Malou: 'Mensen die beweren dat al hun kinderen even leuk zijn, liegen'
'Mag ik naast u komen zitten?' vraag ik een vrouw aan het raam. Het zijn rijen van drie stoelen dus mijn vaste verkering en ik moeten bij een vreemdeling aanschuiven. Ze knikt en mompelt iets. Door haar mondkapje kan ik het maar nauwelijks verstaan. Als ik neerplof schrik ik van onze bovenarmen. Huid op huid, onze schouders kleven aan elkaar. Het voelt ongepast hoewel het onvermijdelijk is. Voor de stoelen staat een tafel met aan de andere kant nog drie plekken waardoor we de komende vijftig minuten tegen wildvreemden aankijken. Als meerdere huishoudens aan een dinertafel. Ik durf niet lang te staren, hoewel de vrouw rechts tegenover me fascinerende ogen heeft. Een bruin en een groen oog. Iedere keer als ik haar aankijk en zij terug, kijk ik weg. Het wordt een beetje gênant.
Eigenlijk wil ik bij het raam zitten, een neurotische gewoonte die me een keer smerig-duur heeft komen te staan. Op een vlucht naar Bangkok smeekte ik de stewardess om wat passagiers te verplaatsen zodat ik bij het raam plaats kon nemen. Ik vertelde haar dat het geen snobistisch verzoek was, enkel een dwangmatige wens waar ik zelf ook nerveus en doodmoe van werd. De lieve stewardess kreeg het met pijn en moeite voor elkaar. De passagier die de stoel in eerste instantie bezette vond het een raar verhaal. Met een diepe zucht werkte ze uiteindelijk toch mee. Het maakte haar immers toch niks uit, zei ze toen ze opstond. Waarom ze het dan toch irritant vond begreep ik niet zo goed.
Lees ook: Malou: 'De bijna tyfus-verspreking is je bij deze vergeven'
We waren net twee (van de twaalf) uur onderweg toen een bezopen man naast mij over me heen kotste. Mijn kleren waren doordrenkt met braaksel. De vrouw die ik van haar stoel beroofde bleef droog. 'Karma' zal ze misschien gedacht hebben.
Het is maar even varen naar Terschelling, nog geen uur. Er komt een blonde vrouw tegenover me zitten. Boven haar buurvrouw hangt een stopcontact waar ze haar latoplader in steekt. 'Even laden hoor' zegt ze en klapt haar computer open. Het snoer hangt in het gezicht van passagier naast haar. Nog voordat de boot is vertrokken heeft de blonde vrouw haar mondkapje op haar kin hangen omdat ze in het midden van vijf vreemdelingen een zoom meeting induikt. 'Als er niemand over haar heen kotst is dat het bewijs dat karma niet bestaat' durf ik zachtop te zeggen. Mijn vaste verkering grinnikt. 'Wat heb jij mooie ogen' houd ik toch liever voor me, want dat vind ik veel te eng om tegen een vreemde te zeggen.
Malou is met zomervakantie. Deze column verscheen eerder in juni 2021. Lees hier meer columns van Malou Holshuijsen.