De fietsfascist
Malou schrijft over de schoonheid van het leven met alle vieze randjes die daarbij horen. Niet zoals het staat afgebeeld op haar Instagram account: zoet en onbesmet, maar met alle gebreken en mislukkingen. Leve het ongemak, weg met de schaamte.
Ik ben precies op het juiste moment op de perfecte plek. Ik ben op zoek naar mijn fiets achter het Centraal Station van Amsterdam, geen idee waar ik het barrel veertien uur daarvoor heb gestald.
In de ochtend je fiets willen stallen op Amsterdam Centraal is een beetje hetzelfde als een analfabeet een woordzoeker willen laten oplossen. Niet onmogelijk, maar mocht je het idee pitchen in je vriendengroep moet je niet gek opkijken als je recht in je gezicht wordt uitgelachen.
Ooit parkeerde ik mijn fiets even naast de stalling, met mijn band nét naast het gleufje, omdat er tegenover mij een bakfiets stond die het gleufje blokkeerde.
Het was maar een klein uurtje.
Toen ik terugkwam stond het barrel in de achterbak van een pick-uptruck en mocht ik ‘m voor veertig euro komen ophalen, ergens op een industrieterrein. Toen ik mijn frustratie hierover wilde delen met de medewerker van dienst die mij deze servicemededeling in de schoot wierp, vroeg hij zich af wat mensen nou toch bedoelen met een klein uurtje. Ik vond het een goede vraag en samen besloten we dat een klein uurtje tussen de vijfenvijftig en zestig minuten is. Na deze conclusie was ik niet meer nieuwsgierig of zijn moeder trots op hem was.
Een kleine week later haalde ik mijn fiets, gekocht voor zestig euro, voor veertig euro op uit het fietsendepot. Aan de medewerker vroeg ik of ze van het geld wat ze hiermee ophaalden misschien meer fietsenstallingen gingen bouwen. Hij zei dat ik lekker in Haarlem moest gaan wonen, want daar hebben ze wel genoeg fietsenstallingen bij het station. Ik vroeg of de man ooit een baan in de politiek had overwogen. Dat had hij niet.
Nu loop ik voor de tweede keer hetzelfde rondje langs de stallingen achter het Centraal Station, op zoek naar mijn fiets. Er zijn veel opties. Je hebt acht paden, met links en rechts twee verdiepingen. Als een chagrijnige Dory op zoek naar Nemo struin ik langs de stalen constructies, op zoek naar mijn honderd euro aan oud ijzer.
Ik ben niet alleen. Een man met een fiets aan zijn hand rommelt aan een andere fiets in de stalling. Ik zag hem aan het begin van mijn speurtocht ook al, haastig op zoek naar een vrij plekje. Met een ruk trekt hij een wit barrel uit het rek en zet zijn eigen fiets in de gleuf.
Ik herken het witte barrel met de twaalf lampjes om het stuur, waarvan de batterijen leeg zijn. Het is mijn fiets die hij voor het gemeentegrijpen achterlaat, zonder de moeite te nemen hem netjes op een ander plekje te zetten.
‘Wat doe je?’ vraag ik verbaasd. ‘Waarom haal je mijn fiets uit het rek? Waarom zet je die van jou op mijn plek en laat je die van mij hier in het midden staan?’ De man schrikt en wil weglopen, helaas staat mijn fiets in de weg. ‘Ik had haast,’ stottert hij en loopt weg.
‘Fietsfascist!’ roep ik hem na.
Ik overweeg zijn fiets te verplaatsen, op zijn zadel te tuffen of zijn band leeg te laten lopen maar bedenk me op het nippertje dat ik haast heb. Ik zou binnen een klein uurtje mijn oma bellen, dat liet ik haar weten via sms. Vijfenvijftig minuten geleden.
Lees hier meer columns van Malou Holshuijsen.