Karma en de bruidsjurk
Malou schrijft over de schoonheid van het leven met alle vieze randjes die daarbij horen. Niet zoals het staat afgebeeld op haar Instagram account: zoet en onbesmet, maar met alle gebreken en mislukkingen. Leve het ongemak, weg met de schaamte.
De jurk was perfect. Lang, doorzichtig en donkerblauw. Vanaf het eerste moment dat ik ‘m zag, wist ik dat deze jurk en ik samen zouden schitteren op de bruiloft van mijn vriendin. De verkoopster bevestigde dit. Daan, mijn beste vriend, keek naar het prijskaartje en trok wit weg. ‘Krijg je er een iPhone bij?’ vroeg hij aan de verkoopster. ‘Nee,’ zei ze, zonder een spier te vertrekken.
Aan de kassa probeerde ik dat ook te doen. Met een pokerface haalde ik mijn pas door het apparaat. Alsof ik niet twee maanden rood zou staan na het kopen van dit donkerblauwe, zijden faillissement. De inwendige rolberoerte aan de kassa nam ik voor lief. Ik liet de jurk in de hoes, tot de trouwerij. Soms deed ik de hoes heel even open, om te kijken. Dan deed ik ‘m snel weer dicht, alsof de schoonheid kon ontsnappen.
Het is de dag van de bruiloft en ik sta gehurkt naast mijn fiets. Voorzichtig probeer ik stukjes gescheurd donkerblauw zijde tussen mijn spaken en ketting vandaag te trekken. Het zit muurvast en onder de smeer. Als karma echt bestaat moet ik in een vorig leven wel fout zijn geweest in de oorlog.
‘Wie gaat er dan ook met zo’n jurk op de fiets? Dat is vragen om ellende,’ merkt een vriendelijke vrouw op, die mij te hulp schiet. Eén seconde richt ik mijn zelfhaat op haar.
Er passen precies drie scheldwoorden in een seconde.
Ik herpak me, althans, ik zeg vijf keer sorry, want zoveel past er in de adem die ik nog heb voordat ik begin te huilen. ‘Ik moet naar de bruiloft van een vriendin, ik was al laat, ik zou met het OV, maar die kuttram, en toen pakte ik de fiets en nu…’ Ik maak de zin niet af.
De vrouw hurkt naast me, wrijft over mijn rug en kijkt naar het rampgebied. ‘Ik maak het niet mooier dan het is. Je jurk is verpest. Deze kun je niet aan. Ik denk dat we ‘m moeten losknippen.’ Ze staat op, loopt naar de bloemenstal een paar meter verderop en komt terug met een schaar. Ik geef me over aan deze voorbijganger. Ze haalt een zakdoek uit haar tas, geeft hem aan mij en begint zonder het te vragen mij zorgvuldig los te knippen.
‘Ben je verpleegster, ofzo?’ vraag ik haar.
‘Kleuterjuf,’ antwoordt ze.
Een kwartier, een liter make-up om de huilbui te verdoezelen en een oude kutjurk later, zit ik in een taxi naar de bruiloft. De menigte staat het bruidspaar op te wachten.
Zo onopvallend mogelijk sluit ik aan, iedereen kijkt.
Er wordt op mijn rug getikt. ‘Is dat niet die jurk die je toen in die tweedehands zaak in Maastricht hebt gekocht?’ Ik draai me om en kijk in het gezicht van een ex-geliefde, met aan zijn hand de nieuwe vriendin. ‘Er zit een zwarte veeg op je been,’ valt haar op. Ik bedank de naarling vriendelijk en word gelukkig weggeroepen. Mijn vriendin, in haar prachtige bruidsjurk trekt me aan mijn haar, zodat ze iets in mijn oor kan fluisteren.
‘Ik heb net over mijn onderjurk gepist,’ sist ze in mijn oor. ‘Ik dacht dat ik alles opzij had, maar blijkbaar niet. Je moet me helpen uitspoelen voordat het opdroogt en gaat stinken!’
Ik kijk haar aan, we schieten in de lach. In no time rollen de tranen over onze wangen. ‘Wat is daarop uw antwoord?’ hikt ze tussen het lachen door. ‘Ja, ik wil,’ antwoord ik.
In het toilet spoelen we het stukje ondergezeken stof uit en werken onze make-up bij. ‘Dit kan ook alleen mij overkomen,’ verzucht mijn vriendin wanneer we haar jurk voorzien van de laatste dubbelcheck. ‘Dit verzin je toch niet?’
‘Nee,’ antwoord ik. ‘Dit verzin je niet.’
Ik kus de bruid, nog voor het jawoord, waarna we samen met opgeheven hoofd teruglopen. Alsof er nooit over de bruidsjurk werd gepist en alsof ik deze jurk al maanden in de hoes had hangen.
Lees hier meer columns van Malou Holshuijsen.