Minder zaadpraat graag!
De zon breekt door en daarom zitten we – net als de rest van de stad – op een terras. Lange picknicktafels zijn bedekt met glazen, bakjes olijven en hoopjes uitgetrokken kledingstukken.
Hoewel dit prachtige weer de vorige dag is voorspeld is het personeel hier niet op voorbereid. Zoekend naar het juiste tafelnummer struinen de jonge werknemers over het terras. De paniekerige blikken en overvolle dienbladen met ingezakte biertjes laten duidelijk zien voor wie dit het eerste seizoen terraslopen is.
Een jongen stopt bij onze tafel om de bestelling op te nemen. Hij ziet er uit alsof dit niet alleen zijn eerste terrasseizoen is, maar ook de eerste keer dat hij überhaupt de zon ziet. Hij is bleek en heeft kringen onder zijn ogen. ‘Misschien moeten we eerst voor hem even wat eten bestellen,’ grapt mijn terrasvriend. Even later krijgen we een lach en twee witte wijn. We hadden rode wijn besteld maar dat maakt ons geen reet uit. We proosten.
Het is goed. Er staat muziek op, er is zon en iedereen gunt elkaar een fijn moment op deze eerste warme dag. Zo gun ik de heren die zich tussen mij en mijn picknicktafel-buurman wurmen ook een plekje en schuif ik een stuk op zodat ik op het randje van de bank kom te zitten. Ook vind ik het geen probleem nóg een klein stukje extra op te schuiven zodat hij zijn bodywarmer op het bankje neer kan leggen. Een bodywarmer is een jas zonder mouwen, die je vroeger van je moeder aan kreeg omdat ze een hekel aan je had en hoopte dat je de hele dag gepest werd op school.
Wij bestellen nog meer wijn, wat brood met aioli en olijven maar voordat mijn terraspartner zijn bestelling bij de bleke jongen kan afronden met een beleefd ‘alsjeblieft’ wordt hij abrupt onderbroken door de bodywarmer-mannen. Zij hebben dorst en ze willen bier. Snel ook, godverdomme, laten ze niet alleen aan de bleke jongen weten.
Helaas voor de rest van de tafel is dorst is niet het enige probleem waar de mannen mee kampen. De één heeft namelijk een veel groter probleem thuis zitten in de vorm van: ‘me wijf.’
Het thuiszittende probleem wil volgens de bodywarmer maar één ding: ‘Sperma in die gleuf, en baren!’
De andere bodywarmer knikt begripvol en herkent dit probleem. ’Ik begrijp je, man! Die wijven op die leeftijd willen alleen maar een baby! Als het aan die van mij ligt ontvangt ze meer zaad dan een gemiddelde akker. Nu er een baby moet komen opeens wel!’
Hoe harder de bodywarmers praten, hoe stiller het wordt aan de rest van de tafel.
De bleke jongen zet het mandje brood met aioli voor mijn neus. Ik neem een stuk brood met een grote klodder knoflookdip en prop het in mijn mond terwijl ik mijn terrasvriend strak blijf aankijken. ‘Wat ga jij deze zomer doen?’ vraagt hij, terwijl hij zijn lach probeert in te houden.
‘Ik denk eraan een cursus groeps-inseminatie op te zetten ergens in Zuid-Frankrijk.’ Ik probeer mijn gezicht in de plooi te houden en door te praten zonder uit mijn rol te vallen. ‘Het schijnt een nieuwe rage te worden, de sperma-in-gleuf-retraite. Ik hoor steeds vaker dat er enorm veel vraag naar is.’
We blijven elkaar strak aankijken en proberen niet te lachen. Naast ons wordt het wat stiller. ‘Dat noem ik nou een letterlijk gat in de markt,’ antwoordt mijn terrasvriend terwijl hij met zijn hand naar mijn gezicht reikt en een klodder aioli van mijn wang veegt.
Ik vraag me af of er leukere mensen bestaan dan mijn vrienden.
We kijken elkaar aan en glimlachen tevreden.
De twee bodywarmers zijn stil. We proosten en bestellen meer wijn.
De zon schijnt en alles is goed.