Malou: 'Mijn oma kwam na de oorlog in Indië naar Nederland'
Malou Holshuijsen schrijft over de schoonheid van het leven met alle vieze randjes die daarbij horen. Niet zoals het staat afgebeeld op haar Instagram-account: zoet en onbesmet, maar zoals in haar debuutroman Zachtop lachen: met alle gebreken en mislukkingen. Leve het ongemak, weg met de schaamte.
Ik signeer bij een grote boekenwinkel in Den Haag. Achterin de ruimte word ik aangekeken door mijzelf. Het omslag van mijn boek met een foto van vroeger. Ik hing in de slaapkamer van mijn oma. Er zucht euforie door de winkel. Misschien omdat het statige pand eindelijk weer klanten mag ontvangen. Een vrouw bladert door een kookboek. In haar mandje al drie andere boeken. Iedereen die over de drempel naar binnen loopt glimlacht, al is dat door de mondkapjes niet te zien. Wel aan de ogen.
Ik zet mijn handtekening in de vooruitbestelde exemplaren. Er zitten briefjes bij met namen. Voor ene Miranda, Kaat en Jonas. Allemaal mensen die ik nog nooit heb ontmoet. Mensen die straks mijn boek gaan lezen.
Lees ook: Malou: 'Soms mis ik vreemde mensen die ongegeneerd te dichtbij komen'
Ik denk aan mijn oma, een van de hoofdpersonen van het verhaal. Ze is dood. Best lang al. Hoe lang eigenlijk? Het voelt kort.
'Zijn dat je kleinkinderen?' vroeg ooit een buurvrouw.
'Dat gaat je geen moer aan' had ze geantwoord.
Mijn broertjes en ik moesten keihard lachen. 'Waarom ben je zo bot, oma?' vroeg er een. 'Het gaat ze toch ook niks aan?' zei ze. Daarna moest ze lachen. Mijn oma kwam na de oorlog in Indië naar Nederland en sprak niet over wat daar is gebeurd. Toch vond ik vaak stukjes oorlog terug in huis. Kasten met eten, voor als er 'iets' zou gebeuren. Wat 'iets' was wist ik niet maar we zouden in elk geval niet verhongeren. Achter haar schaterlach schuilden herinneringen. Ik mocht daar niet bij in de buurt komen. 'Nu zijn we vrij dus waarom zouden we het daarover hebben?'
Lees ook: Malou: 'De auto komt met een noodgang mijn kant opgereden'
Er komt een oude man naar me toegelopen. Hij heeft een exemplaar in zijn hand en legt het voor mijn neus. Zijn handen zitten onder de bloeduitstortingen. Ik kijk naar zijn gezicht boven het mondkapje. Heldere groene ogen en op zijn voorhoofd een grote blauwe plek. 'Bent u gevallen?' vraag ik. 'Snel' antwoordt hij, 'ze mag het niet zien.' Hij wijst naar een vrouw verderop. Het is een Indische vrouw. 'Het is voor haar, wil je er iets in schrijven?' Ik knik en hij buigt zich naar mij toe. 'Voor mijn grote inspiratiebron, veel liefs van Nico' fluistert hij hardop in mijn oor. Vlak voor ik de laatste punt zet grist hij het boek al uit mijn hand en stopt het weg. De vrouw staat naast 'm. 'Wat doe je?' vraagt ze. 'Gaat je niks aan' zegt Nico. Hij geeft me een schouderklopje, knipoogt en loopt weg. 'Kom we gaan iets eten' zegt hij. De vrouw kijkt naar alle exemplaren om mij heen. Ook zij knipoogt naar me voordat ze achter Nico aanloopt. Het gaat de Indische vrouw niks aan maar ze weet het dondersgoed. En daarna wordt er gegeten.
'Nu zijn we vrij dus waarom zouden we het daarover hebben?' Natuurlijk wist ik het ook, dondersgoed. Het Jappenkamp, de honger, het verlies.
En dan werd er altijd gegeten.
Lees hier meer columns van Malou Holshuijsen.