Column: Treinzeiken en kleuters traumatiseren
Malou schrijft over de schoonheid van het leven met alle vieze randjes die daarbij horen. Niet zoals het staat afgebeeld op haar Instagram account: zoet en onbesmet, maar met alle gebreken en mislukkingen. Leve het ongemak, weg met de schaamte.
Vandaag reis ik met de trein van Amsterdam Centraal naar Hilversum Media Park. Normaal gesproken staat er rond de klok van .23 of .53 een sprinter klaar op perron 11b. Zo’n nieuwe sprinter, waarin je niet naar het toilet kunt, omdat ze worden ingezet voor kleine trajecten zoals Amsterdam-Zwolle.
Lees ook: Column: Balletles en de dick pic
Wie moet er nou plassen tussen Amsterdam en Zwolle?
Ik moet ontzettend nodig plassen. Dat moest ik al toen ik haastig mijn woning verliet en de straat uit fietste. Ik ging te laat de deur uit en toen ik wegreed hoorde ik hét stemmetje in mijn hoofd: ‘Je bent vergeten de stekker van de strijkbout uit het stopcontact te halen.’
Shit.
Haastig streek ik een blouse. Daarna besloot ik die niet te dragen, dat herinnerde ik me nog. Ik trok de blouse uit, gooide die in propvorm over een stoel en kroop in de trui van mijn broertje. Gravend in mijn kortetermijngeheugen fietste ik door, een minuut later keerde ik toch om.
De stekker lag keurig naast de afgekoelde strijkbout.
Met een volle blaas en vol zelfhaat zoek ik een plekje voor mijn fiets op het station. De rekken zitten voller dan de lippen van Kim Kardashian na een gesponsorde fillerbehandeling.
Het feit dat ik zo dadelijk in mijn broek ga piesen interesseert de voordringende hufter geen moer.
Wanneer ik - klaar om te sterven van gêne - boven aankom wordt mijn vervloekte ochtend besprenkeld met glitter en verschijnt er een regenboog boven perron 11b: daar staat hij, een uitgewoonde oude intercity mét toilet. Ik weet dat je het toilet niet mag gebruiken als de trein stilstaat dus wacht ik netjes tot er beweging in komt. Dit wordt me bijna fataal, maar mijn opvoeding wint het van de angst.
Naar de wc gaan in een oude intercity voelt tegennatuurlijk. Elke vezel in je lijf roept: ‘DOE HET NIET!’ Alsof je expres met witte sneakers in een hondendrol stapt. Het staat misschien niet op de website van de NS, maar een tetanusprik halen na een intercitypleebezoek is geen overbodige luxe.
Tevreden en uitgezeken plof ik neer op een groenleren bank. Er is met graffiti een tekst op gespoten, maar ook treinvandalisme heeft een houdbaarheidsdatum. Mensenbillen hebben de boodschap versleten.
We rijden station Weesp binnen. Ik sta op en wacht op een trappetje naast de treindeuren. Ik bedenk dat alles toch precies gaat zoals het moet gaan en dat, als je denkt dat het helemaal misgaat en er geen uitweg is, er zomaar een oude intercity op je staat te wachten om je te redden.
De muziek in mijn oortjes springt over naar het volgende nummer. De trein staat bijna stil en op de maat van de muziek druk ik op het knopje om de deur te openen. Ik word aangekeken door vijf mensen. Eén van hen schud zijn hoofd van links naar rechts en fronst.
Dan zie ik het.
Een kleuter met zijn vinger omhoog, klaar om op het knopje te drukken en de treindeuren te openen. Het jongetje kijkt me aan alsof ik zojuist het nekje van zijn hamster heb omgedraaid.
Ik bied mijn excuses aan en haast me naar mijn overstap.
De moeder met kleuter én de omstanders stappen in dezelfde trein. De rest van de rit word ik van alle kanten aangestaard.
Ze staren, blijven hoofdschudden en fronsen, en even voelt het dan toch alsof ik daarstraks in mijn broek heb geplast.
Lees hier meer columns van Malou Holshuijsen.