De vrouw met de grijper
Malou schrijft over de schoonheid van het leven met alle vieze randjes die daarbij horen. Niet zoals het staat afgebeeld op haar Instagram account: zoet en onbesmet, maar met alle gebreken en mislukkingen. Leve het ongemak, weg met de schaamte.
Waar je normaal eerst een stadionverbod voor moet hebben of zeventig bushokjes voor moet slopen, dat doet zij, iedere dag, met een grote glimlach op haar gezicht. Straatvuil oprapen, verzamelen en in de prullenbak gooien. Niet in een geel of oranje hesje, omringd door veroordeelde taakstrafhooligans, maar geheel vrijwillig, in altijd dezelfde kleding.
Haar verschijning is niet seizoensgebonden en ze beweegt altijd in slow motion. Gewapend met een plastic tasje, lagen ouderwetse skikleding, een nog ouderwetsere skibril (zo één in duikbrilformaat) en een lange stok met een grijper eraan trotseert ze de straten van Bos en Lommer, op zoek naar rondzwervende lege blikken energydrank, plastic verpakkingen waar frikandelbroodjes in verkocht worden en ander populair streetfood-afval, wat door de buurtkinderen zorgvuldig van de Appie om de hoek naar het plantsoen in de straat wordt gebracht.
Geen bosje, trappenhuis of stoepje wordt overgeslagen en ik heb haar nog nooit zien bukken. Het kleinste, op de tegel uitgedrukte sigarettenfilter wordt behendig met de grijper van de grond losgepeuterd en verdwijnt bij de rest van de rommel in haar plastic tas.
Soms roepen de buurtkinderen denigrerende teksten als ‘kijk eens moppie, daar ligt nog wat.’ Dan kijkt ze de richting op die ze aanwijzen en zonder een kik te geven wandelt ze er, zo langzaam als haar dikke skipak het toelaat, naartoe en raapt het op.
Laatst stond ik ernaast toen dat weer gebeurde. Een klein puisterig kutventje gooide een leeg, kapot gestampt flesje een paar meter vooruit. De rest van het groepje deed het geluid van een hond na. Ik zei dat ik het heel onbeschoft vond. Een jongen riep dat hij met mijn moeder naar bed zou gaan als ik mijn muil niet zou houden.
Ook dat vond ik onbeschoft.
Mijn buurman Abdel biedt haar vaak een kopje thee aan, wat ze steevast weigert. Althans weigert, ze reageert niet op zijn aanbod. Niet omdat ze niet van thee houdt, of Abdel een vreemde man vindt. Ze reageert nooit op menselijk contact.
Op verzoek van broertje Toos zijn we een keer gaan kijken of het echt een vrouw van vlees en bloed is. Volgens Toos kon het namelijk ook een robot zijn, zo secuur en staccato gaat ze onafgebroken en urenlang te werk. ‘Kan niet echt zijn! Ik móét weten of ze een hartslag heeft!’ Toos heeft iets voor haar opgeraapt en het haar aangereikt, hetgeen werd ontvangen met een brede glimlach en twee glinsterende ogen vanachter een skibril.
Vanuit mijn huiskamer zie ik haar weer ijverig aan de slag. Voor de derde keer probeert ze een flinterdun papiertje tussen de klauwtjes van haar grijper vast te houden. Telkens dwarrelt het naar beneden. Als een duur horloge in een grijpmachine op de kermis, haalt het propje de vuilniszak elke keer nét niet. Ze blijft het proberen, totdat het lukt.
Mijn televisie staat aan. Op de achtergrond hoor ik een interview met Mark Rutte. ‘De normale Nederlander gaat erop vooruit.’ Ik hoor en lees het al de hele dag. Ik vraag me af wie in een plantsoensituatie zoals bij mij normaal is en wie abnormaal. Zolang het naschoolse AH-huismerktuig de titel ‘normaal’ draagt, mogen ze er wat mij betreft inderdaad op vooruitgaan.
Het zijn de normale mensen die erop vooruitgaan. Het zijn de abnormale mensen die de wereld een stukje mooier maken.
Lees hier meer columns van Malou Holshuijsen.