Buurman, wat doet u nu? (Deel 1)
Malou schrijft over de schoonheid van het leven met alle vieze randjes die daarbij horen. Niet zoals het staat afgebeeld op haar Instagram account: zoet en onbesmet, maar met alle gebreken en mislukkingen. Leve het ongemak, weg met de schaamte.
Er stopt een taxi naast me, maar ik wil dat-ie doorrijdt. Het is midden in de nacht, tegen de ochtend, en ik loop van het station naar huis. Ik vergat dat ik mijn fiets op een ander station stalde, voordat de nacht viel en ik de trein nam. Nu is het ochtend en sta ik op het verkeerde station. Geen fiets, te laat voor de tram, te vroeg voor de bus.
De taxichauffeur wil overduidelijk dat ik bij hem instap, in de hoop dat er een enkeltje luchthaven inzit. Sodemieter op, denk ik, terwijl ik mijn muziek harder zet en stug de andere kant op kijk. Ik ben moe en mijn communicatie-skills slapen al. Het raampje gaat open. Ik schud mijn hoofd en bedank de man (semi)vriendelijk. Het is nog maar een klein stukje naar huis.
De taxi rijdt voorbij, maar een paar honderd meter verder zie ik ‘m parkeren. Opsodemieteren, is weer het eerste wat in me opkomt. De chauffeur stapt uit en loopt in mijn richting. Ik wil voorbij lopen maar word getackeld door een brede glimlach. Tegen een vreemde praten voelt nu even hetzelfde als in de kleedkamer van de sportschool met je half klamme benen een panty omhoog proberen te trekken. Dit wordt een stroef en moeizaam praatje.
De brede glimlach zit vast aan het gezicht van mijn buurman. Hij woont een paar huizen verder en is vaak aan het rommelen voor zijn huis. We groeten elkaar regelmatig. Ik vraag me altijd af hoeveel je kunt rommelen voor een woning zonder voortuin. Op een gegeven moment ben je wel uitgerommeld lijkt mij. De vierkante meters steen voor zijn portiek zien er altijd brandschoon uit.
Eigenlijk ging ik ervan uit dat hij geen werk had, zo vaak zie ik hem buiten. Een vooroordeel van heb ik jou daar. Ik trek mijn oordopjes uit mijn oren. Lachend vraagt hij waarom ik niet bij hem instapte. ‘Het is ijskoud mafkees,’ vult hij aan. ‘Ik dacht dat je een hongerige taxichauffeur was, zo eentje die vanaf het station via Groningen naar Amsterdam-West rijdt, weet je wel?’
Hij lacht.
Ik schaam me een beetje omdat ik oordeel aan de hand van een vooroordeel. De tweede keer in een minuut. De taxibuurman is vriendelijk en blijft glimlachen. Hij vraagt of ik het oké vind als hij morgen even bij me aanbelt. Hij heeft een vraag en denkt dat hij bij mij wel aan het juiste adres is. Het juiste adres weet hij te vinden, het juiste moment helaas niet.
Als mijn bel gaat, kijk ik net Alles is Liefde. Marc-Marie Huijbregts gaat straks iets grappigs zeggen tegen Jeroen Spitzenberger, dus het komt helemaal niet uit. Toch laat ik mijn buurman binnen. Hij gaat zitten op mijn bank en ik zet thee.
Ik schaam me nog steeds een beetje voor mijn defensieve attitude, de nacht hiervoor. Wanneer ik met twee koppen heet water de woonkamer in loop en tegenover hem ga zitten, vraag ik wat ik voor mijn buurman kan betekenen.
Weer is daar de lieve glimlach.
‘Ik val maar meteen met de deur in huis buurvrouw, ik verzamel ondergoed.’
Wordt vervolgd....
Lees hier meer columns van Malou Holshuijsen.