Malou: 'Als iemand zich in het openbaar aftrekt, lopen wij er omheen'
Malou Holshuijsen schrijft over de schoonheid van het leven met alle vieze randjes die daarbij horen. Niet zoals het staat afgebeeld op haar Instagram account: zoet en onbesmet, maar met alle gebreken en mislukkingen. Leve het ongemak, weg met de schaamte.
Even voel ik me dom, maar ik dwing mezelf deze gedachte te corrigeren. Hier kan ik niks aan doen. Sterker nog: dit heeft niks met mij te maken. De man kijkt me aan. Een ongelijke stoppelbaard. De smerige grijns op zijn gezicht maakt me kwaad. Z'n mond half open, alsof zijn brein de neanderthalersmoel niet heeft weten te bereiken en deze daarom op halfelf blijft hangen. Als hij zich hier niet voor mijn neus stond af te trekken was ik naar hem toegelopen om te vragen of hij even aan de kant zou willen gaan.
Lees ook: Malou: 'Het goede nieuws was dat de artsen er heel vroeg bij waren'
Ik wil mijn fiets stallen en hij staat op het enige vrije plekje.
Te rukken, dat zie ik nu.
In plaats daarvan vraag ik van een afstand - zo nonchalant mogelijk - of het allemaal een beetje wil lukken. 'Gaat het?' hoor ik mezelf zeggen.
Gaat het? Een zinnetje waarvan ik denk dat een man die zich op klaarlichte dag - in een fietsenstalling achter het centraal station van Amsterdam met duim, wijs en middelvinger tot een treurig hoogtepunt probeert te sjorren, niet zal verwachten. Waarschijnlijk vindt hij het geil om dames te laten schrikken.
Een fetisj, om zijn onzekerheden te verdoezelen. Misschien is het enkel een chemisch proces dat de hormonen oxytocine, endorfine en dopamine razendsnel aanmaakt bij het idee van een bange vrouw.
'Ben je klaar? Domme lul' denk ik. Maar aangezien ik geen oogcontact kan maken met omstanders durf ik iets wat zou kunnen lijken op een tegenaanval niet in te zetten. Ik vind het vervelend als aftrekkende mannen op me aflopen. Dat probeer ik ten alle tijden te voorkomen. Ook denk ik dat iedere vorm van aandacht de fetisj zal voeden. Aandacht is wat hij lekker vindt.
De treurnis van het daglicht op een pik in een fietsenhok.
Het stemt me droevig.
Even hoop ik op een andere man. Een voorbijganger die iets in de trend van 'hey gozer, niet cool' zou kunnen roepen. Maar er is niemand die ik erbij kan vragen. Ik besluit me om te draaien en een ander plekje voor mijn fiets te zoeken. Misschien stopt de rukker zijn piemel weer weg. Terug in de vervuilde jeans, wachtend op een volgend nietsvermoedend wezen.
Lees ook: Malou: 'Ik scheld tegen de man die mijn leven in zijn handen heeft'
Wanneer ik wegloop komt er een jonge vrouw mijn kant op lopen. Haar fiets in de hand op zoek naar een vrije plek. 'Pas op, daar staat een man zich af te trekken' zeg ik. 'Oh, bah. Thanks voor de heads up' antwoordt ze.
Alsof dit iets is waar we ons maar bij neer moeten leggen. Als iemand zich in het openbaar aftrekt, lopen wij vrouwen er nonchalant omheen. Even voelt het alsof ik moet huilen. Maar niet-geïntimideerde vrouwen huilen niet.
Verderop zie ik een jonge gast iemands fiets uit het rek trekken om deze los in het gangpad van de stalling neer te kwakken en vervolgens die van zichzelf in een rek te plaatsen. Wat een domme zak, denk ik. 'Hey domme zak, zet die fiets terug!' – brul ik. Vanuit mijn tenen en buitenproportioneel voor dit fiets-incident vraag ik of hij wel goed bij zijn hoofd is. De jonge gast kijkt me aan, niet eens betrapt. Ik wijs naar achter in de richting van de rukker.
'Daar is nog een plekje!'
Lees hier meer columns van Malou Holshuijsen.