Katers en vagijnen
Malou schrijft over de schoonheid van het leven met alle vieze randjes die daarbij horen. Niet zoals het staat afgebeeld op haar Instagram account: zoet en onbesmet, maar met alle gebreken en mislukkingen. Leve het ongemak, weg met de schaamte.
Ik sta in de Kunsthal in Rotterdam en probeer niet over te geven. Vannacht heb ik samen met Daan, mijn beste vriend, Rotterdam opgedronken.
Nu is het ochtend en omdat de winkels nog niet open zijn en het ontbijtbuffet in het hotel écht gesloten is, staan we met de grootste kater ooit (in de vorm van een met uitsterven bedreigde tijgersoort, zo zeldzaam) te kijken naar een expositie over poezen en katten. Als de schilderijen aan de muur stil zouden hangen, hadden we erom kunnen lachen.
‘Mooi, Van Dongen,’ hoor ik iemand achter me zeggen. Ik kan het bordje niet lezen en de stem van de man niet aanhoren. Alles wat binnen een straal van drie meter in mijn buurt komt voelt benauwd. Ik loop naar het volgende schilderij, om mijn driemeterzone veilig te stellen. Mijn rug is klam en ik heb kippenvel.
Ik heb gisteren de leukste avond van mijn leven gehad, en nu wil ik dood.
‘Alsof mijn schoonmoeder met m’n nieuwe auto een ravijn in rijdt,’ fluister ik in Daans oor. ‘Je hebt geen schoonmoeder of auto,’ merkt hij op.
‘In dat geval voel ik me erg alleen,’ zeg ik zielig.
Daan pakt mijn hand en stelt voor dat als een van ons moet kotsen, de ander er geïnteresseerd naar gaat staan kijken, alsof het hoopje braaksel door de curator als performance art-haarbal is geëtaleerd.
We lachen, wat slechts een karig momentje mag duren. Er wordt een kudde koters losgelaten in Hal 1.
Ze maken miauwgeluiden, wat wordt aangemoederd.
Aanmoederen is hetzelfde als aanmoedigen, maar dan door ouders die hun stem vervormen naar die van een kind. Ik vind aanmoederen te vergelijken met iemand die zijn of haar nagels langs een schoolbord haalt.
Bij elk schilderij vraagt de moeder welk geluid het gevingerverfde exemplaar maakt. Het antwoord is (verrassend) ‘miauw’, elke keer weer.
Het interesseert mij natuurlijk geen reet wat voor geluid de verfvlek op het doek maakt. Ik maak dat ik wegkom.
Ergens, een paar hallen verder, bevind ik me opeens in een expositie over erotiek en seks. Er zijn weinig felle kleuren, want beige overheerst. Ik zie veel bloot en weinig kinderen.
Ik vraag me af hoe de begeleidster van de vijfjarige duiveltjes zou reageren op deze tentoonstelling. Ik denk dat ze de vraag 'en wat voor geluid maakt dit poesje?' achterwege laat.
Midden in de ruimte staat een bankje, waarop ik neerplof. Ik kijk naar een enorm grote vagina van olieverf. Daan komt naast me zitten. Ik leg mijn hoofd op zijn schouder en sluit mijn ogen.
Wanneer ik mijn ogen weer open doe krioelt het van de kinderen. Met open mond en grote ogen kijken ze naar de anderhalf meter grote gleuf. De geschilderde vagijn is zo groot dat de kinderen erin zouden passen. Het is een vreemd gezicht.
‘Welkom bij een nieuwe aflevering van Tussen Kut en Kids,’ grapt Daan, mijn beste vriend. ‘Kom er maar in, Frits Sissing!’
Ik vind de woorden ‘kom er maar in’ en ‘Frits Sissing’ in deze entourage een vreemde combinatie.
Maar hey, wie ben ik.
Ik laat mijn kater aaien in de Kunsthal.
Lees hier meer columns van Malou Holshuijsen.