Het is kiezen of tieten
Malou schrijft over de schoonheid van het leven met alle vieze randjes die daarbij horen. Niet zoals het staat afgebeeld op haar Instagram account: zoet en onbesmet, maar met alle gebreken en mislukkingen. Leve het ongemak, weg met de schaamte.
Mijn verstandskiezen zijn getrokken. De dag die ik wist dat zou komen was daar. Vluchten kon niet meer. Dat die dag zou komen, precies een dag nadat ik mijn tandartscolumn van vorige week schreef, wist ik niet. Puur toeval, of: ‘Jouw naaiende karma,’ volgens Daan, mijn beste vriend.
Gewapend met moeder en een dubbele dosis oxazepam stap ik het ziekenhuis binnen. Een uur later stap ik snikkend, onder de rode huilvlekken en resten van mijn eigen bloed, de wachtkamer binnen waar mijn moeder, trillend als een chihuahua, op mij heeft zitten wachten.
Er zit een meisje in de wachtkamer. Ze is, schat ik, een jaar of twaalf en kijkt me verschrikt aan. Ik zie de angst in haar ogen. Zij moet misschien ook zo een kies laten trekken. Ik besef dat ik dat kind de stuipen op het lijf jaag met mijn dramatische entree en probeer haar ‘wachten op je doodvonnis’-leed te verzachten. Het valt allemaal wel mee, wil ik zeggen, maar in plaats daarvan trakteer ik haar en de rest van de wachtkamer op wat bloedspetters en loze klanken. Ik heb mezelf zó plat laten spuiten dat ik niet meer kan praten. Slikken lukt wel, alleen voel ik niet goed wanneer het nodig is. Dat alles maakt het allemaal vrij gênant. Zelden voelde ik me zo onaantrekkelijk.
Dat gevoel van onaantrekkelijk zijn wordt niet minder bij het wakker worden de volgende ochtend. Ik lijk op een poef met een gezicht erin. Een kleurrijke poef, dat wel. Rood, paars, blauw, groen en geel kleurt mijn opgezwollen kaak.
Om me toch enigszins mooi te voelen (en omdat het 31 graden wordt) trakteer ik mijzelf op een gloednieuw, peperduur, flinterdun hemdje. ‘Past goed bij de kleur van je ogen,’ zegt de verkoopster bij het afrekenen. ‘Op dit moment zijn er wel zeven kleuren in mijn gezicht waar dit hemdje goed bij kleurt,’ grap ik terug. ‘Mag ik ‘m aanhouden? Ter compensatie van mijn Tsjernobylgezicht?’ Het mag.
Door het kaartje af te knippen, nog een keer te zegen dat het hemdje mij zo goed staat, verzacht de verkoopster toch een beetje mijn leed van deze ochtend.
‘s Middags op de redactie is de animo om mijn leed te verzachten minder aanwezig. Opmerkingen als ‘Bij mij duurde het herstel ruim twee weken, denk je dat je Zomerspijkers wel kan presenteren zaterdag?’ blijven me niet bespaard. Bij de lunch, waarbij ik zorgvuldig mijn zoveelste bakje soep van deze week naar binnen probeer te manoeuvreren, vindt iemand het een goed moment om te vertellen over dat ene artikel van jaren geleden, over verstandskiezen die kunnen teruggroeien. ‘Als dát gebeurt ben je pas echt de lul. Daar moet een heel team bouwvakkers aan te pas komen.’
Het verhaal gaat door merg en kaakbeen.
Na een dag hamsteren op de redactie, zit ik in de trein en raken de pijnstillers te vroeg uitgewerkt, terwijl de medepassagiers, een stelletje met een kleuter tegenover me, luid beginnen te zingen: ‘De wielen van de bus gaan rond en rond, rond en rond!’ Om me, naast onaantrekkelijk, niet ook nog eens een oud zeikwijf te voelen sta ik op en ga ergens anders zitten, in plaats van te vragen of het misschien iets zachter kan en de kleuterliedjeskeuze van de ouders ter discussie te stellen.
Ik doe het niet, maar word toch uitgemaakt voor zuur wijf als ik opsta en een paar bankjes verder ga zitten. Incasseren gaat me goed af vandaag.
Op Amsterdam Centraal begint het te regenen. Ik zie mensen schuilen maar ik besluit toch op mijn fiets te stappen. Na vier meter ben ik helemaal doorweekt. Prima, toch al een kutdag, denk ik en fiets stug door.
Automobilisten toeteren wanneer ik ze voorbij rijd. Dat ik de inzittenden van alle auto’s en schuilende mensen onder afdakjes heb getrakteerd op mijn naakte bovenlijf heb ik pas door als mijn buurjongetje me aanspreekt. ‘Hey buurvrouw, ik zie je tieten!’ roept hij vanuit ons gezamenlijke portiek. Het fantastische nieuwe shirtje plakt aan mijn lijf. Je kunt er dwars doorheen kijken. Eronder draag ik een kanten, doorzichtige, witte bh. Het joch staat in het portiek en blijft me aankijken. ‘U bent raar,’ vervolgt hij. Hij draait zich om naar zijn voordeur en gaat naar binnen.
Normaal gesproken zou ik door de grond zakken van schaamte maar mijn doemscenario heeft zich al afgespeeld, daar bij de kaakchirurg een paar dagen geleden. In je blote tieten door Amsterdam fietsen is microproblematiek.
‘Ieder nadeel heb z’n voordeel,’ sprak een groot filosoof ooit.
Bij deze bevestigd.
Wil je meer columns lezen van Malou? Klik hier!