Fuck de symbiose
Hanneke Hendrix beschrijft de kleinigheden in haar leven als kersverse ouder. En vooral het falen in dat kader of de spreekwoordelijke 'roze muur' waar ze steeds tegenaan loopt.
Als ik mijn straat in fiets wordt de weg geblokkeerd door een grote hijskraan. Twee stuks werklui staan duf met een shagje in de mond toe te kijken hoe een derde met een joystick in de cabine iets zwaars uit een container tilt. De dochter zit in het fietsstoeltje en wijst. Ze houdt van hijskranen en van werklui. Of ja, ze houdt van iedereen.
De dag ervoor reed ik haar in de buggy door de stad, riep ze naar iedereen die we tegenkwamen en giechelde ze op haar schattigst als er op- of omgekeken werd.
‘Ze heeft jouw horecakwaliteiten,’ zei de koffiemevrouw. ‘Vriendelijk en met een grapje.’
Ik keek dromerig naar de dochter die haar soepstengel in de paraplubak wierp. Ook al zo knap. Misschien moeten we haar op speerwerpen doen, dacht ik. Of iets anders, waar ze al die kwaliteiten die ze van ons geërfd heeft voor kan inzetten.
‘Ze lijkt op mij, hè?’ zei ik. ‘We zijn precies hetzelfde soms.’
De koffiemevrouw knikte. Ik was trots. Ik dacht aan dingen als ‘symbiose’ en ‘mijn vlees en bloed’. Het voelde een beetje als verliefd zijn.
Terwijl we naar de takelwagen kijken, merk ik dat er ook nog twee andere dames staan te kijken. Twee oudere dames, perfect synchroon dichtgesmeerd met vloeibare make-up en oogschaduw, die elkaar in dezelfde dikke gewatteerde jassen stevig arm in arm vasthouden. Ze hebben een uitdrukkingsloos gezicht, op het randje van chagrijnig, maar net niet. Vroeger zei mijn broer altijd dat als ik een stom gezicht trok als de klok twaalf sloeg, mijn gezicht voor eeuwig zo zou blijven staan. Daar moet ik nu aan denken, bij die twee dames. Als ik beter kijk zie ik dat het moeder en dochter zijn. Wonderlijk dat dit me nu pas opvalt, want het is onmiskenbaar.
En ze staan daar maar. Met z’n tweeën, te kijken naar de takelwagen. Niemand wijst, niemand zegt iets.
Ik kijk naar de dochter, die gebiologeerd kijkt naar de zwaailichten van het vrachtwagengedeelte. En ineens zie ik het voor me. Hoe we precies zo worden als dat stel dat daar ook staat te kijken. Dat ik tijdens haar jonge jaren dingen zeg als ‘Vind je je moeder niet de liefste?’ en ‘Wil jij niet ook zo’n jas, zoals mama heeft?’ en dat we alles samen doen, dat ik alles wat zij doet relateer aan mij en alles wat ze zegt en vindt in een oordeel koppel aan iets dat ik ook vind. Dat op den duur de man van huis wegloopt en dat ik dat niet eens merk en dat ik mezelf op een dag vind, met haar aan mijn arm, kijkend naar een takelwagen. Oud en verlaten, alleen met z’n tweeën.
‘Kom,’ zeg ik resoluut tegen de dochter, terwijl ik weer opstap. ‘We gaan.’
De dochter zwaait sip naar de takelwagen. Ik praat teveel. Ik moet meer zwijgen. De dochter is de dochter en ik ben ik. Fuck de symbiose. Ik geef haar een kus op het hoofd. En terwijl ik voorbij fiets kijk ik nog één keer naar de twee dames, die in een glitch in de tijd me kwamen waarschuwen voor de toekomst.
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix.