Rauwe biefstuk en croissantjes
Hanneke Hendrix beschrijft de kleinigheden in haar leven als kersverse ouder. En vooral het falen in dat kader of de spreekwoordelijke 'roze muur' waar ze steeds tegenaan loopt.
‘De dochter kroop voor het eerst luid schreeuwend de keuken uit, omdat ze iets niet mocht. Normaal blijft ze zitten en huilt ze, nu maakte ze voor het eerst in haar een leven een statement. “Ik mot jou even niet,” zei ze in éénjarigentaal. Vervolgens verliet ze serieus stampend-kruipend de keuken om bij haar vader in de woonkamer uit te huilen,’ zeg ik.
Het is nog redelijk vroeg, maar de zon schijnt al, en dus zitten we buiten op het terras met koffie. We zijn aan het werk op Vlieland, tijdens een muziekfestival. Zonder kinderen en dus zitten we met z’n vieren lichtelijk katerig in zon.
‘Wat mocht ze eigenlijk niet?’ vraagt B.
‘Met de rauwe biefstuk spelen,’ zeg ik.
‘Ach,’ zegt L. ‘Dat is ook vreselijk voor haar.’
‘Ja,’ zeg ik. ‘Trauma’s.’
‘Wie is er eigenlijk aan de beurt om ontbijt te halen?’
Unaniem wijst men naar mij. Ik zet mijn walkman op en spring op de fiets als een brakke hinde.
Eenmaal aangekomen in de supermarkt in de dorpsstraat zijn de croissantjes op. Ik vind dat niet erg, ik ben niet echt een croissantjesmens. Ik vind ook niet echt iets van croissantjes. Ja, als ik drie dagen niet gegeten hebt, dan vind ik iets van croissantjes, maar normaal: nee.
Maar de rest wil croissantjes, en dus haal ik croissantjes. Of doe ik daar een poging toe.
Dan slaan de klapdeuren open en stapt er een blozende blonde dame met een immense bakplaat met croissantjes de supermarkt binnen.
‘O,’ roep ik. ‘Wat ben ik blij u te zien.’
De vrouw kijkt me aan. Ze heeft het warm. Ze zegt niets.
‘Ik bedoel,’ zeg ik. ‘Iedereen moet wel blij zijn als u binnenkomt, met croissantjes en alles.’ De vrouw gooit de bakplaat leeg.
‘Nou, dat valt wel tegen,’ bromt ze. ‘Dat valt heel erg tegen.’
De vrouw timmert de kruimels van de plaat af en begint te huilen.
‘Och,’ zeg ik. Ik wil een hand op haar arm leggen, maar ze maakt een schijnbeweging en ik grijp in de lucht. De vrouw snikt even kort, veegt haar neus af en herpakt zich. Ik wil haar omhelzen en tegen haar zeggen dat ze niet moet luisteren naar al die mensen die al de hele ochtend boos zijn omdat er zoiets futiels als een croissantje niet aanwezig is. Eet fucking roggebrood, zeg dat maar tegen ze, wil ik roepen.
‘Het is gewoon met dit festival,’ zegt de vrouw. Haar stem slaat over. ‘Er valt gewoon niet tegen op te bakken.’
Ze knalt met bakplaat en al weer door de klapdeuren, de supermarkt uit.
De hele weg terug naar de camping moet ik eraan denken.
Het zegt iets over het leven.
Het ene moment krijs je als baby omdat je van je moeder niet met rauwe biefstuk mag spelen, het volgende moment sta je in je Gaastra-jas een aardige mevrouw in de dorpssupermarkt uit te schelden omdat er iets op is. Dit is heel het leven niet: de spullen, die dingen waarvan je denkt dat je sterft als je ze niet krijgt.
Het zijn maar gewoon croissantjes, lieve mensen.
Gewoon croissantjes.
Lees hier meer columns van Hanneke Hendrix.