Mausoleum
Hanneke Hendrix beschrijft de kleinigheden in haar leven als kersverse ouder. En vooral het falen in dat kader of de spreekwoordelijke ‘roze muur’ waar ze steeds tegenaan loopt.
‘Vanaf je 35e is het je kop of je kont,’ zegt de nieuwe buurvrouw van mijn ouders.
De buurvrouw is een spichtig, mager vrouwtje, met een korte coupe van strak permanent en ze heeft een ouderwets krakende rokersstem. De buurvrouw van mijn ouders is van een soort, die niet meer gemaakt wordt. We zitten in de zon op keukenstoelen voor onze voordeuren in de zon. We roken een sigaret.
‘Wat gezellig,’ zegt de buurvrouw, nadat ik een sigaretje van haar aanneem. ‘Tegenwoordig rookt er niemand meer.’
‘Ik rook ook niet,’ zeg ik.
De dochter is met mijn moeder naar het speeltuintje omdat ik een deadline heb die ik vanmiddag nog moet halen. Maar ik zit niet achter de laptop, ik zit in de zon met de nieuwe buurvrouw en ik heb een mok koffie ter grootte van een emmer vast. Ik overwoog om de koffie gewoon rechtstreeks uit de kan te drinken, maar dat plan heb ik afgeblazen. Ik ben heus ook nog steeds een mens, ook al heb ik al een half jaar niet meer geslapen.
‘Je kop of je kont?’ zeg ik.
‘Met een dikke kont en kop,’ zegt ze, ‘heb je ook veel minder rimpels, terwijl je met een slanke kont vaak een uitgemergeld gezicht hebt. Zoals ik.’
‘Dan hoef ik me over mijn kop in ieder geval geen zorgen te maken,’ zeg ik. ‘Toen mijn dochtertje zo’n lekkere dikke babykop begon te krijgen, riep ineens iedereen dat ze zoveel op mij lijkt.’
Ze kijkt me lang aan.
‘Tegen mij zeggen ze altijd: van achter lyceum, van voren mausoleum.’
De buurvrouw lacht piepend. Ik lach ook en krijg een hoestbui.
‘Nou,’ zeg ik, terwijl ik op mijn knieën sla. ‘Ik moest maar weer eens aan de slag.’
‘Jullie generatie heeft het toch ook zo druk,’ zegt de buurvrouw.
‘Valt wel mee,’ zeg ik.
Mijn generatie is lui, denk ik. En dat camoufleren we met steeds te roepen dat we het zo druk hebben. Binnen zet ik de mok op het aanrecht. Ach, ik doe ook nog even de afwas. O, en ik dweil even. Met de tuindeuren open komt er alleen maar zand binnen.
Als mijn moeder terugkomt is het hele huis aan kant.
‘Wat is het hier opgeruimd,’ zegt ze, terwijl ze me de dochter teruggeeft.
‘Ik zeg altijd maar zo,’ zeg ik, ‘kijkt de deadline door het raam, dan is de afwas zo gedaan.’
‘Daar zou je eens iets mee moeten doen,’ zegt mijn moeder. ‘Met dat taalgevoel van je.’
Dat is een goed plan. Gelukkig heb ik morgen weer tijd, want vandaag ben ik vreselijk druk geweest.