Deel 23: De nieuwe speler
Anna schrijft iedere week over haar zoektocht naar de ware (meeslepende) liefde die als een stevige rode draad door haar leven loopt. Zo is ze verliefd op Daan, maar er is één probleem: Daan heeft een vriendin.
Daan grijpt me vast.
‘Au, je doet me pijn.’
‘Fuck, Anna. Waarom ben je ook naar me toe gekomen vandaag?’
Lees ook: Deel 22: Een wandelend cliché
Hij trekt me mee naar de deur. Ik zie de taxichauffeur het tafereel gadeslaan. Hij kijkt bedenkelijk.
‘Deze dag is voor mij ook geen feestje.’
‘We moeten praten Anna. Nu.’
Ik doe de deur van het slot en laat hem binnen. We zijn de gang nog niet door of Daan begint te ratelen als een bezetene.
‘Ik heb Claudia verteld dat het eenmalig was. Dat ik een slippertje heb gemaakt. Me heb laten gaan met een scharrel van vroeger.’
Ik weet niet wat ik hoor.
‘Ik ga haar natuurlijk niet de waarheid vertellen. Stel je voor. Dan is alles afgelopen.’
‘Een scharrel?’
Ik kijk hem aan, vol ongeloof. Hij heeft gezegd dat ik een scharrel ben, tegen die vrouw. Tegen de vrouw die hij jarenlang voor de gek heeft gehouden, tegen haar heeft hij mij als een eenmalig verzetje afgeschilderd. De man heeft niet in de gaten dat hij zojuist een fictieve kogel door mijn hart heeft geboord.
‘Waarom heb je haar mijn nummer gegeven? Is dit allemaal één grote grap voor jou?’
Mijn stemvolume gaat omhoog en ik heb het idee dat mijn blik vuur spuwt.
‘Nee, natuurlijk niet. Maar wat moest ik anders. Ze eiste het.’
‘En dan geef je haar lekker alles wat ze wil. Luister. Ik weet echt wel dat ik eigenlijk geen poot heb om op te staan in deze situatie. Als dit een tijd terug was gebeurd zou ik er anders op reageren. Maar het voelt verdomme anders nu. Voor mij is dit sinds een tijd niets slechts een pleziertje, Daan. Al vraag ik me wel ten zeerste af wat ik in hemelsnaam moet met zo’n slappe zak als jij.’
Daan gaat zitten, probeert zijn trillende handen stil te krijgen en kijkt weg.
‘Anna, ik heb je gezegd dat ik niet zover ben. Het enige waar ik nu aan denk is hoe ik deze rotzooi op moet ruimen. We zijn dom geweest. Roekeloos en dom.’
Hij verbergt zijn handen in zijn gezicht.
‘Dus je wilt alles wegvegen: ons, de jaren? Je wilt alles wat je gisterenavond en vanochtend hebt gezegd als niet-bestaand beschouwen?’
‘Ik moet nadenken.’
Ik mompel binnensmonds wat scheldwoorden en sla mijn armen over elkaar.
‘Ik weet hoe stom dat klinkt, maar ik kan niet anders. Anna, echt niet. Ik ken mezelf, vergis je niet. En ja, ik ben nu een klootzak. Maar alles heeft twee kanten, Anna.’
‘Wat bedoel je daarmee?’
‘Dat ik niet zomaar een relatie van vijf jaar met Claudia op kan geven. Dat ik inderdaad iets mis bij haar, wat ik wel bij jou vind, maar dat geeft geen garantie op een gelukkige relatie met jou. Dat snap je toch wel?’
Het enige wat ik begrijp is dat ik op deze manier niets van hem wil. Hoe hij erbij zit: verslagen, moedeloos. Hij is in twee webben tegelijk gestapt. In dat van zijn eigen leugen, en in dat van mij. De enige die nu een nieuw web aan het spannen is, is Claudia. Wat wordt haar volgende zet? Waarom wil ze me spreken?
‘Ze heeft me gebeld. Weet je dat?’
‘Wat! Heb je haar gesproken?’
‘Nee. Ik had een voicemailbericht. Ze wil me zien.’
Zijn ogen worden groot en zijn mond valt een beetje open. Ik moet bijna lachen, zo belachelijk ziet hij eruit.
‘En ik ga het doen ook, weet je dat. Ik ga het gewoon doen.’
Dit is geen spel meer, tussen Daan en mij. Er heeft zich een nieuwe speler aangediend en de kaarten zijn opnieuw geschud.